De opkomst van het Spaanse Protestantisme zoals we dat nu kennen vindt zijn oorsprong in de tweede helft van de 19de eeuw.
Wat er geschiedkundig aan voorafging, en wat volgde is min of meer dit:
In
het begin van de 18de eeuw ging de monarchie in Spanje (Spaanse successieoorlog 1701 – 1713) van
de Oostenrijkers over naar de Bourbons.
Een reactionaire, behoudende familie. In Frankrijk was de zogenaamde
Eeuw der Verlichting een bron van ideeën, die nu ook Spanje
bereikten, zodat aan het begin van de 19de eeuw Spanje rijp was voor
een liberale constitutie.
Napoleon was intussen aan de macht in Frankrijk, (geboren: in Ajaccio op Corsica in 1769) en hij veroverde Spanje. Koning Ferdinand VII (Escorial, 14 oktober 1784 – Madrid, 29 september 1833) werd door het volk beschouwd als de koning die een grondwet kon geven, toen Napoleon verslagen was. In Cádiz is in 1812 de eerste Constitutie opgesteld en afgekondigd.(San Fernando claimt die eer ook, omdat daar de Grondwet bezworen is!). Deze grondwet heet in de volksmond La Pepa, en dat komt omdat de datum waarop deze van kracht werd viel op een heiligendag, die van San José. (Populair afgekort tot Pepe). In Cádiz is, zoals in heel veel Spaanse plaatsen, een Plaza de la Constitución. Helaas bleek het hebben van een grondwet nog geen garantie voor de uitvoering daarvan. De 19de eeuw betoonde zich een zeer roerige in Spanje, waarbij rivaliserende groepen in de samenleving elkaar telkens trachtten elkaar de weer de macht af te nemen. Liberalen en Conservatieven kenden ook binnen eigen geledingen verschillende stromingen, verder waren er de Carlisten, en de Republikeinen die de ander het licht in de ogen niet gunden. Zodoende kreeg het begrip Godsdienstvrijheid in de loop van de jaren een steeds wisselende inhoud, van: er is vrijheid van geweten en godsdienst voor iedere Spaanse burger (heel zelden) tot: iedere Spanjaard is per definitie Rooms - Katholiek, en buitenlanders mogen bij de gratie Gods hun eigen religie onderhouden mits niet in het openbaar...
Ferdinand de Zevende bleek in de practijk een aarts-conservatief te zijn, en het liberalisme kon zich pas doorzetten in het laatste kwart van de 19de eeuw.
De dochter van Ferdinand, Isabel II, was ook conservatief, onder invloed van haar ministers, die ook haar minnaars waren (een voor een). Isabella leidde een wat àl te ‘vrij leven’, en is in 1868 afgezet. De generaals Prim en Serrano, die de staatsgreep hadden gepleegd, waren liberalen, maar wilden wèl een monarchie, zij het onder voorwaarden. Prim: 'Het vinden van een democratische koning in Europa is als het zoeken van een atheïst in de hemel'.
Daarna werd de kroon aangeboden aan Amadeus van Savoye, die het een jaartje uithield, maar hij beviel niet, en vertrok, liever dan dat er bloed zou bloeien om zijnentwil. Daarna werd de uitgeroepen, in 1873, nadat in 1872 Don Carlos tevergeefs de tweede Carlistenoorlog was begonnen.
Dat
betekende in Spanje voor het eerst (sinds de inquisitie ) godsdienstvrijheid!
In 1874 kwamen de Bourbons weer op de troon, met Alfonso XII, een zoon van Isabella. Dat was het eind van de godsdienstvrijheid, en het herstel van de Rooms Katholieke staatsgodsdienst. (Dat wil zeggen: er was wel vrijheid van geweten, maar niet de mogelijkheid het geloof uit te dragen. Wie daar anders over dacht werd vervolgd.)
Daarna krijg je in 1886 Alfonso XIII, die als koning niets voorstelt. Onder zijn regering heb je in Spanje een dictatuur van José Antonio Primo de Rivera, van 1923 – 1930. In 1931 wordt de koning het land uitgezet, door een soort revolutie van links. De koning wilde geen burgeroorlog om zijn troon te redden, en hij deed in goede harmonie afstand, waarna hij naar Engeland vertrok.
Alfonso XIII
nu had een doofstomme zoon Jaíme
, die de vader was van
de huidige koning. Jaíme was de graaf van Barcelona.
De in 1931 uitgeroepen (tweede) Republiek is in de loop van drie jaar ontaard in een geweldige machtsstrijd. Die tweede republiek had ook weer de staatsgodsdienst afgeschaft, zodat er weer een periode van godsdienstvrijheid aanbrak, die duurde tot 1936. Aangezien deze republiek links was, en de Protestanten de godsdienstvrijheid natuurlijk waardeerden, is hen later verweten dat zij dus links waren. En omdat ze 'dus' tegen 'het vaderland' waren, zijn zij onder Franco ook zeer vervolgd. Het odium geen goede Spanjaarden te zijn heeft ze achtervolgd, haast tot op de dag van vandaag.
In
1936 leek de kans groot dat de Communisten de macht zouden grijpen (La
Pasionaria) en toen brak de opstand uit – in
Marokko – onder leiding van
Generaal Franco. Deze opstand was
gericht tegen de republikeinse regering, die niet veel te zeggen
had.
De Communisten streefden doelbewust naar een
machtsovername.
Zo had je dan van 1936-1939 de Burgeroorlog.
Die werd gewonnen door Franco. Hij herstelde de positie van
de Rooms Katholieke kerk, en het koningschap, maar zonder koning. In
die tijd werd de huidige koning opgeleid voor het koningschap. Diens vader Jaime
werd overgeslagen. (Die
had niet veel keus.)
Franco was het staatshoofd, met de
titel Caudillo, (= legeraanvoerder,
opperhoofd) en schoof pas op het eind van zijn leven Juan Carlos
naar voren. De Protestantse milieus hebben geen enkele binding met hem.
Wanneer Franco een deel van Spanje veroverd had, werden de Protestantse kerken gesloten, de predikanten vermoord / verjaagd / monddood gemaakt.
In 1939 was de burgeroorlog afgelopen. Van 1936 – 1939 hebben veel rode jongens uit Nederland hier gevochten. De bekende schrijver Hemmingway trouwens ook.
Het
merendeel van het Protestantisme was socialistisch, omdat de
socialisten voor de afschaffing van de staatsgodsdienst waren. Dus werden ze daarna als
staatsvijanden beschouwd! (In het Zuiden was er een 'rode' clerus, omdat die de ellende van het
volk zag, de diepe armoede daar, terwijl de grote
heren - ook die van de hoge geestelijkheid - er in Madrid op
los leefden.)
Bovendien infiltreerden Engelsen en Amerikanen via de Protestantse kerken, voor spionagedoeleinden. Immers: sinds Engeland Gibraltar in handen had, zijn daar altijd Anglicaanse kerken geweest. Vandaaruit is het Protestantisme in Spanje bekend geworden. De Protestantse kerken in Spanje waren dus tamelijk nauw met Gibraltar (de poort naar de vrijheid) verbonden.
De
pijn van de Burgeroorlog scheurt nog steeds door de kerken. De grote
grief van de oudere Protestanten is dat het monument voor de
gevallenen, dat door Franco is opgericht in
de Valle de los Caídos, nabij Madrid, uitsluitend is gewijd aan de
gevallenen aan Franco’s kant. Het fungeert niet als een monument
van verzoening. Maar dat pretendeert het ook niet. Het verheerlijkt
veeleer de triomf van Franco’s regime. Vanuit Protestantse
achtergrond was gedacht dat juist daar een begin van verzoening
mogelijk had kunnen zijn. Dit is eveneens een verwijt aan de Rooms
Katholieke kerk, die zich daar - vanuit haar evangelische roeping - op
toe had kunnen leggen.
Pas in 2010 heeft de regering kunnen besluiten dat hier geen missen meer mogen
worden gehouden met uitsluitend de intentie Franco te vereren.
Spanje is buiten de Tweede Wereldoorlog gebleven. Door goede betrekkingen tussen Franco en Duitsland is Spanje neutraal terrein gebleven. (Vandaar al die vluchtelingen die via Spanje naar Engeland probeerden te gaan. Ze werden in Spanje niet vriendelijk opgevangen, maar geïnterneerd, als ze gesnapt werden.)
Franco heeft
de posities van de Geallieerden verzwakt door niet mee te doen.
(In de burgeroorlog was een in Spanje een zo genaamd Condorlegioen
aanwezig, dat behoorde tot de Duitse troepen, die in 1939 terug gingen,
ook omdat ze in Duitsland weer nodig waren.)
Tegenwoordige situatie: zie berichtenbladen.