Verslag
van een SoW-bezoek aan
de Iglesia Evangélica Española (samenvatting) [1] Deze uitzending
werd gezamenlijk door de NHK en de Vereniging het Evangelie in Spanje
gedragen. [2] Zie El
Sur: Mysterieus en Bekend,
Beleidsvoorstellen met betrekking tot de relatie tussen de S.o.W.
kerken en protestantse kerken in Zuid-Europa, februari 1999
[3] Op het eerste
gezicht lijkt een diaconale relatie op gespannen voet te staan met
wederkerigheid en uitwisseling. Het zou interessant zijn om in een
breder verband over deze problematiek na te denken. In het geval van de
IEE liggen de verhoudingen betrekkelijk genuanceerd, in de zin dat MDO
jaarlijks een relatief klein bedrag (Fl. 40.000) bijdraagt aan de
Spaans protestantse Raad van Kerken. M.a.w.: slechts een deel van de
Nederlandse diaconale hulp komt bij de IEE terecht en dan nog wel op
indirecte wijze. [4] Verder heeft de eerste twee dagen Roel Bruijnse,
kerkenraadslid van de Nederlandssprekende gemeente in Malaga,
deelgenomen aan het kennismakingsbezoek. [5] Met Bert van Schaik was besproken dat Mieke Brak het een en
ander zou schrijven. Omdat men bij Voorlichting verder niet op de
hoogte was van deze afspraak, ontstond er verwarring en werden langs de
in deze organisatie geëigende hiërarchische lijnen diverse
e-mailtjes in het rond gestuurd. Het kostte enige tijd (en dus geld) om
dit betrekkelijk onschuldige misverstand de wereld uit te helpen. [6] Diverse kranten (o.m. het Reformatorisch Dagblad) en
kerkbladen (zie bijv. het Utrechtse ‘Kerk in de Stad’)
hebben vooraf een persbericht over het bezoek
opgenomen. Grotere artikelen zijn gepubliceerd in Centraal Weekblad
(6-4-2001), Friesch Dagblad (10-4-2001) en Kerkinformatie
(5-2001).Gepland staan verder nog artikelen in Centraal Weekblad (over
Nederlandse gemeentes aan Costa del Sol) en Woord en Dienst.
INLEIDING De geschiedenis van de
relatie tussen het Nederlandse en het Spaanse protestantisme kan
bestempeld worden als oud en grillig. In de tweede helft van de 19e
eeuw werd vanuit Nederland op verschillende manieren hulp geboden aan
‘zusterkerken’ in Spanje. In de eerste helft van de 20e
eeuw verwaterden de contacten. In 1954 werden de banden weer
aangehaald, onder meer in de vorm van een uitzending van een ‘fraternal worker’ naar Spanje.[1] Vervolgens kreeg vanaf
1970 de relatie met name een diaconale inhoud. Deze vorm van contact
bleek echter niet in alle opzichten bevredigend. In 1997 bezocht een
delegatie uit Zuid-Europa de Triosynode van de SoW-kerken. Eén
van de conclusies van de ontmoeting was dat men van beide kanten
behoefte voelde aan en verdieping van de relatie. Naar aanleiding van
een beleidsnotitie van Bureau Europa\Noord-Amerika (BENA-MDO) nodigde
de Iglesia Evangélica Española (IEE) de SoW-kerken uit om
samen te onderzoeken wat voor mogelijkheden er voor verdere
samenwerking zijn.[2] De vraag vormde
de aanleiding voor een SoW-delegatie om van 15 tot 22 maart 2001 de IEE
te bezoeken.
Tijdens de voorbereidingen hebben Hans Snoek (BENA) en Alfredo Abad
(synode-secretaris van de IEE) nauw overleg gehad over de
doelstellingen van het bezoek zou kunnen zijn. We kwamen tot de
volgende consensus: Kennismaking en
uitwisseling van ervaringen, met als rode draad de vraag: wat betekent
het om als protestantse minderheid in een geseculariseerde samenleving
te leven.
Zo objectief mogelijk bekijken wat de mogelijkheden zijn voor
samenwerking op lokaal en institutioneel niveau. Trefwoorden als
wederkerigheid en uitwisseling spelen daarbij een sleutelrol.[3]
De eerste doelstelling impliceerde dat ook van Nederlandse kant goed
nagedacht moest worden over de moeilijkheden en uitdagingen van de
toenemende secularisatie. Elk van de delegatieleden had een verhaal
voorbereid over een specifiek aspect van de SoW-kerken.
De tweede doelstelling heeft eveneens een belangrijk stempel gezet op
de voorbereiding en de realisering van het bezoek.
Bij de selectie van potentiële delegatieleden is vooral
gelet op (a) voeling met een bepaald segment van de SoW-kerken, zoals
bijvoorbeeld jongeren, vrouwen, ouderen etc., (b) deskundigheid en
ervaring met wederkerigheid en uitwisseling. Voorts is vanaf den
beginne nadrukkelijk door BENA gesteld dat van de delegatieleden een zo
onafhankelijk mogelijk oordeel verwacht werd over mogelijke
samenwerkingsvormen tussen Nederland en Spanje.
De vooronderstelling daarbij was dat, naarmate de aanbevelingen
van de delegatie onafhankelijker zijn, de kans op een levensvatbare
relatie zou toenemen.
Na een selectieprocedure waarbij onder meer sterk gelet is op de
beheersing van het Spaans, zijn de volgende mensen gevraagd deel te
nemen aan de delegatie:[4]
Carmen Ybema, betrokken bij jongerenuitwisseling met Nicaragua, studente
Dick van Lith, scriba van de SoW-gemeente in Wassenaar en voorheen
vertegenwoordiger van AEGON in Spanje
Lieke Versluis, van 1989 tot 1993 werkzaam in Chili, tegenwoordig
ouderenpastor
Mieke Brak, journaliste van KerkInformatie en in haar gemeente
betrokken bij kindernevendiensten
Piet Gilhuis, ex-secretaris van de GKN voor Latijns-Amerika, thans
actief in een Raad van Kerken
Het eerste deel van dit verslag is een samenvatting van de
belangrijkste indrukken en aanbevelingen van de delegatie. In het
tweede deel maakt Hans Snoek enkele evaluatieve opmerkingen over het
bezoek. Een integraal verslag, dat ook onder meer het commentaar van
Alfredo Abad (IEE) bevat, is op aanvraag beschikbaar.
INDRUKKEN EN AANBEVELINGEN De IEE op plaatselijk vlak
Tijdens het bezoek hebben we kennis kunnen
maken met verschillende predikanten en gemeentes in resp. Malaga, Sevilla, Madrid en Barcelona. Uit de gesprekken bleek dat de IEE een kerk is met zeer
verschillende gezichten. In Andalucië hebben de meeste gemeentes
het bepaald niet gemakkelijk. Men kampt met een vergrijzend
ledenbestand en teruglopende financiën. De consequentie van het
een en ander is dat veel gemeentes geen full-time predikant kunnen
betalen, hetgeen de ruimte beperkt om de uitdagingen van een kerk in de
verstrooiing op te pakken. In Madrid
liggen de zaken anders. Op stedelijk niveau telt de IEE vijf gemeentes.
Sommige kampen met dezelfde problemen als in Andalucië, andere groeien. Met name de gemeentes waar
migranten uit Afrika en Latijns-Amerika zich bij aangesloten hebben,
maken een levendige indruk. Uiteraard is de IEE gelukkig met deze
ontwikkelingen. Maar men ziet ook de problemen van een integratie van
deze allochtone protestanten: onbekendheid met de geschiedenis en het
gedachtegoed van de IEE, andere verwachtingen t.a.v. de liturgie, pastorale en diaconale noden etc.
Nog een ander gezicht van de kerk kwamen we in Catalonië tegen, de
regio waar de IEE relatief sterk vertegenwoordigd is. Uit diverse
gesprekken kregen we de indruk dat het idee van ‘kerk in de
verstrooiing’ er veel minder leefde en men de uitdaging om nieuwe
migrantengemeentes in de landelijke structuur te integreren anders zag.
Kennelijk is de IEE in Barcelona nog zo sterk, dat men de status-quo
met een zekere tevredenheid evalueert.
Aanbevelingen:
In het algemeen gesteld lijkt het niet verstandig om gemeentecontacten
met de IEE op te bouwen, omdat veel IEE-gemeentes te klein zijn en in
de vluchtige Nederlandse samenleving langdurige contacten moeilijk te
onderhouden zijn. Wellicht zijn er twee uitzonderingen te bedenken: (a)
een gemeentecontact met een grotere IEE-gemeente (Palma de Mallorca?),
dat duidelijk afgeperkt is in tijd en activiteiten, (b) een
gemeentecontact tussen allochtone gemeentes in Madrid en Nederland.
Een vertegenwoordig(st)er van SKIN uitnodigen voor de volgende
synodevergadering van de IEE, om iets over de situatie in Nederland te
vertellen en kennis te maken met de positie van allochtonen binnen de
IEE.
Een doctoraalstudent theologie stimuleren om, in het kader van een
afstudeerscriptie, onderzoek te doen naar gemeente-opbouwaspecten in de
IEE.
Een predikant uit Spanje of Nederland uitnodigen om één
of twee weken in het partnerland mee te lopen met een collega en
ervaringen uit te wisselen.
Een docent gemeente-opbouw uit Nederland vragen om een keer als spreker
op een predikantenconferentie van de IEE op te treden.
Rond de zomer in Nederland informatie verspreiden over kerkdiensten van
de IEE
Jongeren Net zoals in
veel SoW-kerken, is ook in de IEE de afwezigheid van jongeren
oorverdovend. In Spanje hebben protestanten lange tijd het geloof van
de ene op de andere generatie overgedragen. Sinds de dood van Franco is
het land met een indrukwekkende snelheid het ‘moderne
Europa’ in gekatapulteerd, hetgeen ingrijpende gevolgen heeft
voor de natuurlijke aanwas van de IEE. Het spreekt voor zich dat de
afwezigheid van jongeren een uitermate complex probleem is. Pastores
die we spraken, noemden diverse redenen: (a) Franco werd door veel
protestanten als ‘de vijand’ ervaren, waardoor het
gemakkelijker was de eigen protestantse identiteit te formuleren, (b)
de kerk is tegenwoordig slechts één van de vele
activiteiten waar jongeren uit kunnen kiezen, (c) vergrijsde gemeentes
zijn niet aantrekkelijk voor jongeren, (d) veel predikanten zijn er
niet voor toegerust om in de liturgie en het gemeenteleven in te spelen
op behoeftes van jongeren.
Aanbevelingen: Gelet op de toekomst van de IEE lijkt het
cruciaal om jongeren zoveel mogelijk te steunen, bijvoorbeeld in de
vorm van uitwisseling tussen Nederland en Spanje. Je zou dat kunnen
doen via de jongerenvereniging van de IEE en\of via gemeentes waar veel
jongeren aanwezig zijn (wellicht de gemeente in Palma
de Mallorca of Santa Coloma de Gran Manet). Overleggen
met de jongerenafdeling van de IEE en van het LDC om te achterhalen wat
in de praktijk vruchtbare uitwisselingsformules zijn.
Instituten van de IEE Hoewel de IEE een relatief kleine kerk is,
heeft zij in de loop der tijden een indrukwekkend aantal instituten
opgericht (of is er indirect bij betrokken). In Malaga hebben we een
vluchtelingencentrum bezocht. De exploitatiekosten worden gedekt door
de overheid, inclusief het salaris van de directeur - een predikant die
in de weekeinden de kerk van Malaga bedient. De IEE heeft het gebouw
gratis ter beschikking gesteld. Doel van de kerkelijke betrokkenheid is
absoluut niet zieltjes winnen.
In Madrid zijn we op bezoek geweest bij twee middelbare scholen van de
IEE en bij de overkoepelende stichting,
Fundación Fliedner. Oorspronkelijk zijn beide scholen opgericht
om protestants onderwijs te garanderen aan kinderen van protestantse
ouders. Naarmate de scholen groeiden, werd het echter steeds moeilijker
om de eigen identiteit vast te houden. Vandaag de dag is het aantal
protestantse kinderen in de minderheid. Ook wordt het steeds lastiger
om goede protestantse leerkrachten te vinden. Sommige gesprekspartners
formuleerden hun moeite met de verwaterde protestantse identiteit,
anderen pleitten voor een ‘realo-benadering’.
In Barcelona hebben we het bejaardentehuis van de IEE bezocht. Tot op
zekere hoogte spelen daar dezelfde problemen als op de middelbare
scholen: een gemengd publiek en dus (?) een vage, protestantse
identiteit.
Aanbevelingen: Mogelijkheden tot samenwerking met het
vluchtelingencentrum en het bejaardentehuis lijken niet direct aanwezig. In overleg met de Fundación Fliedner zou
nagegaan kunnen worden of het niet zinvol is om een vertegenwoordiger
af te vaardigen naar het Europese netwerk van christelijk onderwijs. Theologisch
Seminarie (SEUT) Het SEUT is een
oecumenisch initiatief, hetgeen blijkt uit het feit dat het
studentenbestand afkomstig is uit 24 verschillende protestantse kerken
(waaronder de IEE). Veel predikanten in Spanje hebben nooit de
gelegenheid gehad een theologische opleiding te volgen. Het is
gemakkelijk deze lacune op te vullen. Gezien alle verplichtingen kunnen
deze mensen bezwaarlijk zich een paar jaar vrijmaken om aan het SEUT te
studeren. Voor deze doelgroep heeft het seminarie dan ook een opleiding
op afstand georganiseerd; een student krijgt theologisch materiaal en
verwerkingsvragen toegestuurd, die vervolgens door de staf van het SEUT
nagekeken worden. Aan dit programma nemen een kleine honderd studenten
deel. Daarnaast organiseert men een residentiële opleiding, waar
plus minus 17 studenten aan deelnemen. De staf van het seminarie maakte
een slagvaardige en betrokken indruk.
Aanbevelingen:
De SEUT is een a-typisch theologisch instituut vanwege het onderwijs op
afstand. Deze situatie beperkt de mogelijkheden om op een meer
traditionele manier met elkaar samen te werken (bijv. door uitwisseling
van docenten)
In het najaar gaat een docent van de SEUT deelnemen aan een
VU-programma. Dit schept de gelegenheid om, in samenwerking met Bureau
Europa\Noord-Amerika, te onderzoeken in hoeverre er op de VU ervaring
(en netwerken) bestaan wat betreft e-education Met
Bureau Latijns-Amerika kan bekeken worden in hoeverre ETE-materiaal van
de SEUT via MDO-contacten in dat continent verspreid kan worden.
De FEREDE We hebben een uitvoerig
gesprek gehad met Mariano Blázquez Burgo, secretaris van de
Federación de Entidades Religiosas Evangélicas de
España. Deze koepel-organisatie, waar 28 protestantse kerken bij
aangesloten zijn, is verantwoordelijk voor de onderhandelingen met de
Spaanse staat over een gelijke behandeling van de protestantse
minderheid. De FEREDE maakte in de persoon
van Blázquez een zeer actieve indruk. Interessant is dat de
organisatie ondertussen zoveel gezag in de protestantse wereld
opgebouwd heeft, dat er stemmen opgaan om de FEREDE om te bouwen tot
een protestantse Raad van Kerken. Alfredo Abad speelt met zijn vele
internationale contacten en ervaring, een belangrijke rol in de
organisatie. Andere mensen van het Dagelijks Bestuur van de IEE toonden
zich kritischer over de FEREDE. Men had er moeite mee dat elke lidkerk
stemmen naar aantal gemeenteleden heeft, waardoor de opvattingen van
historische kerken soms overvleugeld raken door evangelicale
standpunten.
Aanbevelingen De FEREDE lijkt een
interessante organisatie, die zoveel mogelijk steun verdient. In
overleg met Alfredo Abad en de FEREDE zou bekeken kunnen worden in
hoeverre BENA deze organisatie kan helpen om op Europees niveau druk
uit te oefenen op de Spaanse regering.
Nederlandssprekende gemeentes Tijdens het
bezoek aan Andalucië hebben we een ontmoeting gehad met Roel
Bruijnse, voorzitter van de Nederlandssprekende gemeente van Malaga.
Het merendeel van de Nederlanders daar behoort tot de categorie van
overwinteraars, hetgeen tot gevolg heeft dat het niet gemakkelijk is
enige lijn in het gemeenteleven te brengen. Bovendien voelt men ook in
Malaga de gevolgen van de secularisatie. In
Benidorm en Denia, waar ook Nederlandssprekende gemeentes zijn, zou er
iets meer kerkelijk kader en continuïteit beschikbaar zijn.
Bruijnse en Abad kennen elkaar. Sporadisch zijn er contacten tussen de
Nederlandssprekende gemeente en de IEE. Verder collecteren de
Nederlanders elk jaar voor Los Rubios, een oecumenisch centrum van de
IEE. Een probleem bij intensievere samenwerking is dat veel
Nederlanders weinig behoefte hebben aan integratie in de Spaanse
samenleving en nauwelijks of geen Spaans spreken. Bruijnse is niet
tegen samenwerking met de IEE, maar liet in het gesprek wel blijken
niet goed voor ogen te hebben wat voor voordelen zijn gemeente zou
kunnen hebben bij een nauwere band met de IEE.
Aanbevelingen: Op lokaal niveau
zijn de samenwerkingsmogelijkheden tussen de Nederlandssprekende
gemeentes aan de Costa del Sol en de IEE beperkt. Alleen de twee
gemeentes in Malaga liggen zo dicht bij elkaar in de buurt dat enige
intensivering van de relatie denkbaar is.
Met Alfredo Abad is afgesproken dat hij op een rijtje zal zetten hoe op
institutioneel niveau een nauwere samenwerking de Nederlandssprekende
gemeentes voordeel kan opleveren (bijv. vertegenwoordiging via de
FEREDE)
EVALUATIEVE OPMERKINGEN Ter afsluiting van dit verslag wil
ik ingaan op een aantal meer algemene zaken, te weten: (a) de sfeer
tijdens het bezoek, (b) uitgangspunten voor een toekomstige
samenwerking met de IEE en (c) de follow-up van het
bezoek. Het programma
was zeer gevarieerd en vol. In korte tijd hebben we veel indrukken op
kunnen doen. Maar misschien was een van de meest opvallende aspecten
van het bezoek wel de sfeer. Uit de reacties van delegatieleden blijkt
dat men het als een spannende, intensieve en inspirerende gebeurtenis
heeft ervaren. Diverse deelnemers signaleerden dat zij zelden in zo
korte tijd zoveel boeiende geloofsgesprekken gevoerd had. Een ander
merkte op: ”Het bezoek aan de IEE bood me de mogelijkheid om,
mede dankzij de distantie, betrekkelijk onbevooroordeeld naar
zo’n kleine kerk te kijken. De keerzijde van de gesprekken was
dat zij ons een spiegel voorhielden waardoor allerlei zaken in onze
eigen kerken op scherp werden gesteld.” Hoewel de SoW-kerken en
de IEE nogal verschillend zijn wat betreft omvang, geschiedenis en
geloofsbeleving, bleken er toch ook veel raakvlakken te zijn: het
verschijnsel van vergrijzing, de moeite om het geloof aan een volgende
generatie door te geven, de spanning tussen enerzijds een vluchtige
consumptiemaatschappij, anderzijds elementair christelijke waarden als
traditie, gemeenschap en spiritualiteit etc. Het gesprek daarover gaf
een grote mate van diepgang aan het bezoek en bevestigde de indruk dat
we meer gemeenschappelijks hebben, dan we vooraf dachten. Die
constatering biedt diverse aanknopingspunten voor een verdere
verdieping van het contact.
Uit bovenstaand verslag moge blijken dat de delegatie op zeer
verschillende niveaus mogelijkheden voor samenwerking ziet.
Tegelijkertijd is het goed om te erkennen dat een verdere ontwikkeling
van de relatie tussen de SoW-kerken en de IEE gebonden is aan vrij
specifieke randvoorwaarden. Ten eerste zijn principes als
wederkerigheid en uitwisseling bepaald niet gemakkelijk hoog te houden
als het om een relatie tussen een relatief grote en een relatief kleine
kerk gaat. Ten tweede is het goed te beseffen dat zowel in Spanje als
in Nederland er onvoldoende stafkracht beschikbaar is om een intensief
uitwisselingsprogramma van de grond te tillen. Ten derde kan gesteld
worden dat, ondanks (of misschien dankzij) de lange diaconale relatie
tussen de IEE en de SoW-kerken, beide partners vooralsnog relatieve
vreemden voor elkaar zijn. Deze situatie impliceert dat het niet
verstandig lijkt om de komende jaren opeens zeer intensief
uitwisselingsactiviteiten op te gaan zetten. Verstandiger lijkt het om
een gezamenlijke ideeënbank op te zetten (waarin uiteraard
bovengenoemde aanbevelingen in opgenomen kunnen worden). Vervolgens kan
van jaar tot jaar bekeken worden welke samenwerkingsvorm prioriteit
heeft en realiseerbaar is. Op die manier krijgt de relatie tussen IEE
en de SoW-kerken de kans zich geleidelijk aan te ontwikkelen, zonder
dat we ons vertillen aan hooggestemde verwachtingen of tijdrovende
activiteiten.
Tot slot nog enkele opmerkingen over de follow-up van het bezoek. Het is belangrijk dat de ideeën
over samenwerking met de IEE verder reiken dan het LDC. Het was dan ook
een gelukkige bijkomstigheid dat Mieke Brak, journaliste bij de
afdeling Communicatie, aangaf belangstelling te hebben voor het bezoek.
Op grond van het feit dat zij goed Spaans spreekt (en intensief
betrokken is bij kindernevendiensten in haar eigen gemeente),
kwalificeerde ze zich voor deelname aan de delegatie.[5] Hoewel het niet erg
gebruikelijk is om iemand van afdeling van Communicatie uit te nodigen
voor een MDO-delegatie, is het achteraf bezien een gouden greep
geweest. Zowel voor als na het bezoek heeft de inzet van Mieke Brak er
toe geleid dat er ruime bekendheid aan het initiatief van BENA is
gegeven.[6] Hopelijk hebben
de diverse publicaties tot gevolg dat binnen de SoW-kerken er meer
kennis van de IEE beschikbaar is en gemeentes wellicht
geïnteresseerd raken in kerkelijke uitwisseling met Spanje.
Hans Snoek BENA-MDO