Colofon:

Het Berichtenblad is een uitgave van het bestuur van de Nederlandse Stichting ‘Het Evangelie in Spanje’  die beoogt de zaak van het Evangelie in Spanje  - in nauw overleg met de Spaanse Evangelische kerken zelf - vanuit de wijde kring der Nederlandse Protestantse kerken naar beste krachten te bevorderen.

Eindredactie:  G.A. Voerman - van Haselen
Geerte Bolwerk 25          3511 XA  Utrecht
         
website:  www.evangelie-in-spanje.nl

MEDEDELINGEN VAN DE ADMINISTRATIE
Vriendelijk verzoeken wij u adreswijzigingen door te geven aan:
Geertebolwerk 25, 3511 XA Utrecht.
Voor uw medewerking zeggen wij u hartelijk dank.

BIJDRAGEN
Bijdragen voor ons werk zien wij graag tegemoet op giro 315800 of op bankrekening 45.67.74.068 ten name van ‘Het Evangelie in Spanje’ te Zeist.
IBAN: NLABA0456774068
BIC: ABNANL24


Van de redactie.

In deze tijd van het jaar hebben we langere avonden, en wat meer tijd om te lezen. We zijn blij U ons tweede Berichtenblad van dit jaar nog in de Adventstijd toe te kunnen sturen. Advent is immers de tijd waarin we uitzien naar het voor ieder zichtbaar worden van Gods koninkrijk, en naar de wederkomst van Hem, voor Wie ieder van ons een kostbaar en bemind persoon is. Die liefde willen we doorgeven, hier en elders. Daarop is ons aller band met Spanje gebouwd. En ik kan U verzekeren dat er in Spanje ook mensen zijn die deze liefde beantwoorden en u allen in hun hart dragen. Ook onze kleine liefdedaden zijn voor hen van groot belang.

In dit nummer willen we U weer iets vertellen over het reilen en zeilen van Protestanten in Spanje. We stellen U een (bijna nieuwe) predikante voor in Rubí, in de buurt van Barcelona, we nemen met U afscheid van een sterke vrouw, die jaren lang alleen het Oecumenisch Centrum in Los Rubios runde, er is vrij veel geschiedenis en geschiedschrijving, en we vertellen over de omwentelingen in de Spaanse maatschappij. De financiën ontbreken natuurlijk niet. Een gedegen stuk theologie zal U aan het denken zetten, en helaas moesten we weer iemand missen die naar het Vaderhuis is gegaan. Ook is er een artikel uit El País, waarin U kunt zien hoe er in het seculiere Spanje over het Protestantisme, dat het ideaal van een katholieke cultuur ondergraaft, wordt geschreven. Wij zouden een en ander zelf anders formuleren! We eindigen met een Spaans gedicht, een goede gewoonte, waar mijnheer Blomkwist, een vorige secretaris, nog mee is begonnen.
Ten slotte wensen we u bij deze een gezegende Kersttijd en een gezond en gelukkig 2009.

Inhoudsopgave


"Cuéntame cómo pasó" 
Installatie van ds. Nathalie Reverdin 
Immigranten komen met Luther aan 
Kort Nieuws:
Los Rubios. Het Oecumenisch Centrum in andere handen.
Het leed dat niet genoemd mocht worden.
Geschiedenis van het Spaanse protestantisme: een uitdaging 
1933-2008: Bet(h)el, 75 jaar Protestants getuigenis in Hospitalet.
Stoelendans.
Financiën 
Diasporacollecte 2009.
Kerstgroeten voor Bethlehem.
Samen aan tafel
In Memoriam Chelo Cao Tallon 
Gedicht


"Cuéntame cómo pasó"


Mei 1968, Massiel wint het Eurovisiesongfestival, en het Franco-régime etaleert die overwinning als symbool van de nieuwe ‘openheid’, de politieke liberalisering in Spanje… Daarmee begon op 13 september 2001 de serie Cuéntame cómo pasó (vertel me hoe het gebeurde). Overal ter wereld is de serie tegenwoordig te bekijken op het internationale kanaal van de Eerste Spaanse zender TVE. Op dit moment kunnen we een en ander althans in Utrecht bekijken op de zender Arte. De tiende serie uitzendingen is in Spanje zojuist weer begonnen, en daar is men intussen aangeland in 1976, waar een golf van geweld en onrust het land treft. ‘Onder Franco gebeurde dat niet!’ zegt men.
De serie draait als een soort Goede Tijden Slechte Tijden om het wel en wee van de familie Alcántara, en geeft een beeld van de veranderingen in het Spanje van toen naar het Spanje van later. De kracht van de serie is dat veel dingen getoond worden, die altijd onbespreekbaar waren, door de gemengde gevoelens die hele families verscheurden en ten dele nog vers-cheuren, vanwege hun opstelling in de Franco-tijd. De overgang van het Spanje van Franco naar het moderne Spanje, wordt ons getoond aan de hand van de familie van Antonio en Mercedes Alcántara, die in de jaren vijftig hun geboortedorp in la Mancha verlieten om naar Madrid te gaan. Daar worden hun kinderen Tony, Inés, Carlito (1960) en María geboren. Carlito geeft als kind en later als puber onbevangen commentaar op wat er gebeurt. Natuurlijk ontbreekt ook grootmoeder niet! In 1968 gaat het economisch een tikkeltje beter in Spanje, en de familie koopt de eerste televisie. Ze gaan zelfs voor het eerst van hun leven met vacantie: naar zee…
Europa beleeft een woelige augustus: Russische troepen vallen Praag binnen, en Franse studenten zetten Parijs op zijn kop. In Spanje echter duurt de dictatuur van Franco voort, politieke partijen zijn verboden, en democratie is een ongehoord woord. Maar er is in elk geval vrede, en een klein beetje voorspoed, dus de meeste Spanjaarden zijn wel tevreden.
Dit is de uitgangsbasis voor de generatieconflicten die al snel volgen in een wereld vol veranderingen. De beelden zijn verantwoord, we zien en horen de oorspronkelijke televisiebeelden en de radioklanken, het straatbeeld, de mode.
Waarom zoveel aandacht voor een Spaanse tv-serie? Komen er Protestanten in voor?
Nee, integendeel: de RKK is vanzelfsprekend en alom tegenwoordig. Maar de serie vormt, door de openheid waarmee het verleden getoond wordt, een ruggesteun voor het herstel van het gemeenschappelijk geheugen, waar de regering Zapatero een kroonjuweel van heeft gemaakt. En dat is op zich al een goede zaak. Wie de gelegenheid heeft om deze uitzendingen te zien, moet die, wanneer men enig Spaans beheerst, zeker niet onbenut laten.                                                                                                             GVvH


Installatie van ds. Nathalie Reverdin
El pasado domingo día 13, en el Templo Protestante de la ciudad de Rubí, fue instalada la pastora Nathalie Reverdin, de la Iglesia Evangélica Española en Catalunya, asumiendo así la titularidad del ministerio pastoral en la comunidad de dicha localidad.
Zondag 13 juli 2008 werd in de Protestantse kerk van de stad Rubí, (niet ver van Barcelona), ds. Nathalie Reverdin geïnstalleerd als predikant van de Iglesia Evangélica Española in Catalonië, met als opdracht: het pastoraat onder de gemeente ter plekke.
De gebeurtenis vond plaats onder ruime publieke belangstelling van leden en sympathisanten van de gemeente Rubí, evenals van de gemeenten van de Evangelische kerk van Catalonië en haar predikanten. Ook waren aanwezig de parochiepriester van Rubí, de secretaris van de Unesco voor de Interreligieuze dialoog, en pater Joan Botan, van het Oecumenisch Centrum van Barcelona.
De dienst werd geleid door David Casals, de voorzitter van de kerkeraad, terwijl het liturgisch deel van de installatie in handen was van mevrouw Lidia Castell, voorzitster van het bestuur van de Evangelische kerk van Catalonië. De heer Jonatan López, vice-voorzitter van de kerkeraad, begroette de aanwezigen, de predikant van El Clot, Victor Hernández, preekte, voor de Comisión Permanente de la Iglesia Evangélica Española waren er ds. Enrique Capó, en de voorzitter: Joel Cortés. Er waren liederen door het gezamenlijke koor van de Evangelische kerk van Catalonië, en Nathalie speelde zelf op de fluit bij een Indo-Amerikaanse dans.
Ds. Nathalie Reverdin is in 1958 geboren in Genève, waar ze opgroeide, en op school ging aan het Johannes Calvijninstituut. In 1984 haalde ze haar doctoraal aan de theologische faculteit van de Protestantse Universiteit van Genève waar ze ook haar latere (en huidige) echtgenoot leerde kennen: Carlos Capó. Ze hebben 3 kinderen: Tatiana, Yasmina en Gabriël.
(U ziet hier Tatiana, Nathalie, Gabriël, Yasmina en Nathalie’s moeder op een foto van twee jaar geleden.)
In 1987 werd Nathalie tot predikant geordineerd, ze werkte mee in het pastoraat in de gemeenten El Clot Barcelona en Rubí, tot 1990, toen ze vroeg om op non-actief te worden gesteld (omdat je als vrouw in die tijd ook in deze kerken niet volop serieus genomen werd. Ze vond dat geen werken.) Sindsdien heeft ze wel regelmatig in de gemeente Rubí gepreekt, en haar echtgenoot vervangen toen deze lang ziek was, bovendien heeft ze met veel plezier meegewerkt in het kader van de radio-uitzendingen van Presència Cristiana (Protestantse aanwezigheid) van Radio Rubí.
Haar bereidheid tot dienstbaarheid spreekt uit de woorden die ze zelf over haar roeping sprak bij haar intrede. Die volgen hieronder, na de foto’s.

Wij kennen Nathalie als een open, vrolijke vrouw met diepgang en grote belangstelling in verschillende richtingen van kunst en cultuur. Op Radio Rubí geeft ze muziekles, en wekelijks neemt ze er deel aan een gesprekskring. In binnen- en buitenland heeft ze in 2000 als voorzitster gesproken voor de Unesco – sectie interreligieuze dialoog. Zo nam ze ook deel aan het Wereldparlement van de Religies dat in 2004 in Barcelona gehouden werd.
Ze is, zoals ds. Hernandes in zijn preek zei: predikant bij de genade Gods.
Moge Gods Geest haar geleiden en woorden van leven geven.


Nathalie heeft om haar nieuwe status te vieren vervolgens haar lokken af laten knippen. Tja…

Een interview met haar via de Catalaanse televisie (en dus lastig te verstaan voor de meesten van ons) vindt u op         http://www.tv3.cat/videos/724729
Een weblog houdt ze bij op www.lupaprotestante.com waar ze regelmatig situaties in haar beide vaderlanden (en ook elders) bespreekt.
..................

Hier volgen de woorden die zij zelf bij haar installatie sprak; daaruit leert u haar ook kennen.

Lieve vrienden, broeders en zusters hiervandaan, uit andere gemeenten, uit andere christelijke gemeenschappen, en ook zonder uitgesproken religie…
Ik ben u dankbaar dat u deze middag hier wilde zijn en ik groet u allen met hart en ziel. Dit is een plechtig moment, maar ook een moment om te delen hoe we tegen het leven aankijken.
Het is een moment waarop we een gemeenschappelijke weg beginnen met de gemeente van Rubí, ook al ben ik al jaren in uw midden.

De laatste dagen heb ik geprobeerd me te herinneren welke predikanten ik heb gekend sinds ik jong was, voor het geval men mij zou vragen: Wanneer werd je geraakt door het idee predikant te zijn?
Ik herinner me een lange lijst predikanten, tussen Genève, Catalonië, Madrid, het zou me minstens een dag kosten…
Natuurlijk zijn er ook docenten theologie onder die predikanten, en eveneens een aantal rabbijnen, priesters, maar ook bepaalde mensen ‘zonder geloof of religie’ die me op school beschouwden als de theologe van de klas.
Toch zou ik het alleen willen hebben over de allereerste, een predikant in een bergdorp, waar ik verrukkelijke uren heb doorgebracht in mijn jeugd.
Iedere eerste zondag van augustus moest hij preken, terwijl het midzomerfeest van Taveyannaz gaande was, op een houten preekstoel, met zijn gehoor zittend op de grond, en met de fanfare die de liederen speelde. ’s Middags, want dat hoorde ook bij zijn taken, zag men hem bij het feest dansen en zingen met de mensen. Deze gemeente in een plaats met net 1000 inwoners organiseerde ook concerten en lezingen, en dat doet ze nog steeds. Zomer 1977 ontving men er een groep jongeren die zong: ‘De Heer zal ik loven’ en ik, die was opgegroeid tussen volwassenen, ontdekte dat het Evangelie jong en vrolijk kon zijn!

Later volgde ik op de Franse televisie de Joodse wijze van Bijbellezen dankzij fantastische programma’s over Genesis, de 10 Geboden etc. Dat was een diepe manier van tussen de regels lezen en ik ontdekte dat je de Bijbel kunt lezen met passie voor de tekst, dat men de eindeloze rijkdom kon ontdekken met behulp van de klassieke talen, wetenschap, archeologie, psychologie etc.
Passie voor de Bijbel, voor een onbekende tekst, vaak gemanipuleerd, een tekst die zoveel licht en hoop brengt, wanneer je in je eigen leven in nachtmerries belandt. Passie voor een tekst die nog steeds spreekt,  nog steeds richting geeft, ook al is die meer dan 3000 jaar geleden vastgelegd.
Later kwam de studie theologie, de ontmoeting met Carlos, de komst hier naar toe, naar zijn geestelijke en familiaire bronnen, als paar, gezin en predikanten, in 1985.

De ontdekking van een kerk die had geleden, zeer geleden, maar die langzamerhand de angst verloor er voor uit te komen Protestant te zijn, temidden van een samenleving die aan de ene kant werd bestempeld als een samenleving met maar één geloof, en aan de andere kant met een groeiende onverschilligheid.

Een hele opgave:  Christen zijn, Christen in dialoog, oecumenisch, tegenwoordig ook interreligieus, volgelingen zijn van Christus, open naar de ander toe,  die vaak zulke andere gedachten en gewoonten heeft, maar die in zijn menselijkheid ons zo na staat. 

We zijn hier als broeders en zusters, in dienst van een ‘universeel priesterschap der gelovigen’, een term die Protestanten zeer dierbaar is.

De predikant (m/v) zal er altijd een zijn temidden van de anderen, met een speciale verantwoordelijkheid: het Levenswoord preken: Jezus, luisteren, nabij zijn, begeleiden in leven en dood, met respect voor hetgeen hem/haar verteld is, en het in alle discretie geheim houdend.

Nooit is een predikant in het bezit van de gemeente.
De installatie maakt de persoon die deze roep van de gemeente heeft ontvangen zichtbaar, maar deze mag daar nooit profijt van proberen te trekken, of er een platform voor het eigen ego van maken, noch de gewetens willen overheersen omdat de Ware Herder van de Kerk Christus is, naar wie de predikant tegelijk en samen met de gemeenteleden op zoek is.
De predikant staat nooit boven hen, is er niet om te heersen, maar om te dienen.
Wanneer wij het Heilig Avondmaal vieren, neemt, en dat vind ik erg plezierig in het Protestantisme, de predikant altijd als laatste deel. Pas als allen hebben gecommuniceerd, ontvangt degene die dient het sacrament. Een dienaar temidden van de anderen.

De predikant is ook nooit een tussenpersoon tussen de gelovigen en God.
Wel getuigt zij / hij van de aanwezigheid van God in het eigen leven, en deelt dit leven en deze hoop met allen die vragen om raad, richting, die willen spreken over hun problemen en die hun vreugden willen delen.

Het is een persoon die, zoals iedereen, zwakke momenten zal hebben, zelfs geestelijk, spanningen, gezinsproblemen, levend zoals iedereen.

De predikant probeert niet op eigen kracht een heilige te wezen, maar vertrouwt op de Heilige Geest die in hem/haar ‘ploetert’ (zoals Calvijn het uitdrukt) om de weg door het leven te vinden, in het werk, in het gezin. Men vertrouwt op de Vergeving, in Gods Genade, altijd weer nieuw, vernieuwd in die Liefde die geen perk en paal kent.

Predikant zijn? Een roeping? Werk ?

Veeleer een passie voor het leven van de anderen, voor het volle leven dat God geeft!

Heer, ik dank U voor de weg die U ons vandaag geeft om samen te volgen.
Wees altijd ons licht en ons leven. Amen.


Immigranten komen met Luther aan
ELPAÍS.com 


De immigranten komen met Luther aan. Honderden Protestantse kerken bereiken Spanje via de Latijns-Amerikanen. Voor het Vaticaan is dat een geval van ‘inbreuk maken op hun visgronden’    schrijft M. Antonia Sánchez-Vallejo op 30/08/2008 in El País.

Ze zitten de katholieken op de hielen, en dan nog wel daar waar het op  zijn sterkst  is: in Latijns-Amerika. Het pluralisme en de concurrentie domineren het religieuze toneel in het Zuid-Amerikaanse werelddeel; de zieltjeswinnerij  maakt gebruik van de wetten van de markt, en van multimediatechnieken – en dan gaat een deel van een traditionele of slechts in naam katholieke parochie over naar de Protestantse kerken.

In Centraal Amerika is tussen de 20 en 30% van de bevolking Protestant.

Het is niet overdreven om te spreken van een massale overgang. Men berekent dat tussen 10 en 20% van de Zuid-Amerikaanse bevolking het Protestantisme omhelst (de religie die door Luther gegrondvest is), en 20 tot 30% in Centraal-Amerika. (In Guatemala ruim 31%). De nieuwe Latijns-Amerikaanse kerken, trekken hele massa’s mensen aan en beginnen predikanten te exporteren.

Ook naar Spanje: de immigranten reproduceren die gemeenten daar trefzeker – er zijn al meer dan 2500 gemeenten van dit type - of ze scheppen die uit het  niets, een feit dat ze helpt om de ontworteling, die de emigratie meebrengt, te overwinnen.  ‘Ze schieten als paddestoelen uit de grond’ – zegt een Protestantse dominee – vrije gemeenten, autonoom, informeel, hetgeen ook  het risico meebrengt dat ze worden geïnfiltreerd door secten of groepen met een twijfelachtige afkomst.

Het Vaticaan beschouwt de trek van de Katholieken – in het geval dat ze dat vroeger waren – naar de Protestantse gelederen als een ‘niet te stoppen aderlating’, en wijt die aan ‘agressieve zieltjeswinnerij’.  (De aanhalingen zijn van Paus Benedictus XVI), maar de Protestanten maken, naar hun oordeel, gebruik van de eeuwenoude afgrond die de clerus scheidt van de katholieke gelovigen, om terrein te winnen.

Nummer één in dit gebeuren zijn de Pinksterkerken, die de directe werking van de Heilige Geest en de geestesgaven onderstrepen (genezing, profetie of het spreken in tongen), hetgeen zich in de practijk uit in diensten waarin men zich betrokken voelt, met een tendens tot gemeenschappelijke extase.
Pinksterpredikanten leggen beslag op de golflengte of bandbreedte van talrijke plaatselijke radio’s en televisiezenders. Ze staan aan het hoofd van gemeenschappen die voor het grootste gedeelte bestaan uit gelovigen uit de onderste sociale lagen, en, in het geval van de immigranten, uit mensen die hun nieuwe leven richting geven door de religieuze ervaring. Maar achter sommige afkortingen of namen gaan dubieuze belangen schuil, en zelfs ondernemingen – soms echte multinationals – onder de noemer van het geloof.

Als ze die godsdienst omhelzen voelen ze zich niet meer arm, verzekert een theoloog.

Wat zit er achter deze vermenigvuldiging van nieuwe religieuze bewegingen in Latijns Amerika?
En voor wat voor een uitdaging stelt dit Spanje? Is er een filter, zijn er manieren om een zinnig bestaan van de nieuwe kerken te garanderen?
’In Spanje bestaan zo’n 2600 Protestantse gemeenschappen, en 2100 zijn er geregistreerd in onze federatie. De rest is niet ingeschreven, ofwel omdat ze heel nieuw zijn, omdat ze in oprichting zijn, of omdat ze niet willen’,  bevestigt Mariano Blázquez, secretaris van de Federación de Entidades Religiosas Evangélicas de España (FEREDE), die de gesprekspartner is van de Spaanse regering.
Naast de officiële kerken staan bij elkaar dus honderden spontane gemeenschappen, soms eendagsvliegen, in het register.

‘In het Protestantisme hebben groepen geen goedkeuring van een bisschop nodig, of van een hiërarchie, om te kunnen functioneren. Iedereen kan een kerk oprichten, en dat is nu net ons zwakke punt.  We kunnen geen excessen vermijden als we vrijheid willen. Het enige dat we vanuit de FEREDE kunnen doen, is ze uitleggen hoe het in Spanje werkt, en ze begeleiden op de weg van de oprichting. De enige grenzen zijn de Spaanse wetgeving en het Evangelie’, concludeert de heer Blázquez, die bevestigt dat er een lastig te controleren ‘landing’ plaats vindt. 

Mariano Blázquez, en de andere geraadpleegde kenners, fronzen het voorhoofd als men komt met het argument van de secten. ‘Ik heb het liever over misdadige activiteiten, of handelingen die de persoonlijkheid kunnen aantasten. Het woord secte heeft geen juridische connotatie, maar achter sommige gemeenschapen schuilen activiteiten die (door de justitie) vervolgd behoren te worden. Daarvan moeten we aangifte doen, of het nu gaat om een gemeente of om een voetbalclub’ zegt hij met stelligheid.

De vertegenwoordiger van de FEREDE refereert aan het geval van de IURD, (Universele Kerk van het Rijk Gods)¨. In Brazilië en de Dominicaanse Republiek wordt daar onderzoek naar gedaan wegens belastingfraude, verduistering van gelden en witwassing van drugshandelgeld, reden voor El País om het probleem van de secten nog eens ter tafel te brengen.
Dit slaat wel degelijk ergens op: de IURD is nl. in 1993 onder een andere naam (CCES, Christelijke Gemeenschap van de Heilige Geest) ingeschreven in het Register van Religieuze Entiteiten van het ministerie van Justitie.

Desondanks maakt de CCES geen deel uit van de FEREDE, hetgeen volgens de heer  Blázquez ook niet verplicht is.   
Waarom verwerpen hun soortgenoten hen? ‘Om hun handelsgeest, om hun verdraaiing van het Evangelie. Ze verkopen Jordaanwater en gezegende kruisen, dat is ons verre. Maar zij waren het zelf die het verzoek om toelating introkken. Het moge duidelijk zijn dat er aan onze kant een zekere neiging was er negatief op te reageren, sommige van hun practijken vallen  uit de toon.’

Zoals bijvoorbeeld het ‘evangelie van de welvaart’, dat zich baseert op de vrijwillige bijdragen als bewijs van geloof. Langs deze weg haalt de IURD een miljard dollar per jaar binnen, volgens verschillende bronnen Je hoeft maar te klikken op de website van de CCES, om meteen op een andere bladzij terecht te komen, waar je wordt uitgenodigd schenkingen te doen, het rekeningnummer staat er meteen bij. 
En dan gaat het niet om de tienden, de bijdrage van 10% van het salaris voor het onderhoud van de kerk, een vorm van zelffinanciering die gangbaar is in de Protestantse Gemeenten.

Deze krant heeft het weerwoord van de CCES niet kunnen krijgen, ook niet door herhaaldelijk te bellen naar het telefoonnummer, (al roepen ze allen op te bellen die ‘alleen, wanhopig en gedesoriënteerd’ zijn, en die ze 24 uur per dag hulp beloven,) aangezien niemand opnam, en er geen antwoordapparaat was dat de boodschappen kon noteren.

Het is overigens niet de enige kerkgemeenschap waar je vraagtekens bij moet zetten.
Dat gaat ook op voor groeperingen als Jeugd met een Missie, die door Brazilië worden beschuldigd van het manipuleren van de Amazone-indianen, en die ook in een tiental Spaanse steden te vinden zijn, en zo ook zijn geregistreerd bij FEREDE en Justitie; het Zomertaalinstituut, een omstreden bijbelvereniging uit de U.S.A. die werkt onder de inheemsen van Peru, Mexico, Colombia en Brazilië, en de zendingsbeweging uit de U.S.A. ‘Nieuwe Stammen’, die in 2005 Venezuela uitgezet werd, omdat ze volgens Hugo Chávez
ª ‘agenten waren van imperialistische indringers’.
Voorbeelden als de laatste zouden ook met een andere bril gezien  kunnen worden: de vervolging door de linkse of populistische regimes van organisaties die hun de gunst van de massa’s betwisten. Zoiets als een zuivering van het populisme onder het volk

Latijns-Amerika is weliswaar geen zendingsterrein, maar het is een broedplaats van predikanten en gelovigen.

Uit het volk ontspringt de meest recente vloedgolf aan gelovigen en predikanten die in Spanje arriveert. ‘De nieuwe lichting heeft weinig achtergrond, ze komen uit Ecuador, Honduras…’ legt Mariano Blázquez uit. Niet te vergelijken met de grootschalige emigratie van vaklieden, 15 jaar geleden, die samenviel met de eerste zware crisis in Argentinië. Sommigen waren al Protestant, anderen bekeerden zich hier, voegt de vertegenwoordiger van de FEREDE toe. 

Antonio González, doctor in Filosofie en Theologie, voormalig medewerker van de Jezuïet Ignacio Ellacuría en ervaringsdeskundige wat betreft Centraal-Amerika, (hij heeft in Guatemala en El Salvador gewoond,) is het er mee eens: ‘De Pinkstergelovigen zijn meestal afkomstig uit de lagere klassen, en zelfs uit extreem arme omgeving. Ze nestelen zich tussen hen die zijn losgeslagen, ook al heb je er wel mensen tussen uit de middenklasse en de hogere klassen, tot ex-presidenten toe, zoals de Guatemalteek  Efraín Ríos Montt’.
Voor de meerderheid van de immigranten, die geen referentiekader hebben in Spanje, brengt de religie redding. ‘Er zijn heel wat Latijns-Amerikanen die geen Protestanten waren voordat ze hier kwamen en die Protestant werden in Spanje, hier ervaren ze hoe ze tot het proletariaat zijn gaan behoren, en hoe onaangepast ze hier zijn. Maar evengoed zijn er gelovigen die in hun vaderland vurig waren, doch die in Spanje hun geloof verliezen, misschien door de economische voorspoed, of door het verlangen geaccepteerd te worden’, vervolgt hij.

Pedro Tarquis, woordvoerder van de Spaanse Evangelische Alliantie, ziet in de immigratie een nieuwe voedingsbodem voor de kerken. ‘Net zoals het Katholicisme in de U.S.A. overeind blijft door de toevloed van Latijns-Amerikaanse immigranten, kun je hier hetzelfde zeggen van de Evangelische beweging’, zegt hij.
Er bestaan geen cijfers over de aantallen Latino’s in Spanje die Protestant zijn, en die van het subcontinent zijn maar schattingen. Maar niemand betwijfelt de impact van het evangeliserend vermogen van  Latijns Amerika.

Voor het eerst is Zuid-Amerika geen zendingsgebied, maar het is een kweekbodem van predikanten en gelovigen. ‘De Protestantse kerken zijn gegroeid, en hun leiders zijn autochtonen, het is niet waar dat ze een product zijn van infiltratie vanuit de U.S.A. De regio waar in de wereld de meeste zendelingen vandaan komen is Latijns-Amerika, en ze sturen ze zelfs naar Noord-Amerika’ legt Mariano Blázquez uit. ‘Men schat dat er meer dan 9000 Latijns-Amerikaanse zendelingen werken in culturen die verschillen van die van hen zelf: 4000 in Azië, Afrika en Oost-Europa’, verhaalt Samuel Escobar, van oorsprong uit Peru, emeritus-hoogleraar Missiologie aan het Baptisten Seminarie van Pennsylvania in de VS.  ‘Het Protestantisme in Latijns-Amerika is een krachtig en groeiend verschijnsel’ vervolgt hij. ‘In Peru heb je zo’n 12,5% Protestanten, in Chili zal het bijna 20% zijn.’

 ‘En hoe beleven ze hun godsdienst? Die belevenis is: persoonlijk, gemeenschappelijk, vitaal, overstijgt de grenzen van kerkdienst en nestelt zich in het emotionele vlak en dagelijkse leven.
In de volksbuurten van de grote steden zie je overal mensen die je, met een folder in de hand, oproepen om mee te gaan naar kerkdiensten en ‘bijeenkomsten van broeders en zusters’, die vooral in de vijver met jongeren vissen. ‘Hun ervaringen zijn minder onbeduidend, autoritair en kil, dan wat je vaak in de RKK tegenkomt. Zelfs als een priester afkomstig is uit het volk, raakt hij door zijn vorming verder van ze verwijderd dan de Pinksterpredikanten. En wanneer de RKK zich interesseert voor de armen, neemt die een paternalistische houding aan’, onderstreept Antonio González, kenner van de katholieke leefwereld, om het succes van het Protestantisme in Latijns-Amerika te verklaren. 
‘Een deskundige uit de U.S.A. bevestigt dat de Latijns-Amerikanen zich, wanneer ze Pinkstergelovigen worden, niet meer psychologisch arm voelen, ook al zijn ze het wel’, concludeert González, hoogleraar aan het SEUT (Seminario Evangélico Unido de El Escorial (Madrid))  en verantwoordelijk voor de studies en publicaties van de Zubiri-stichting.
(Die leven en werken van de Spaanse filosoof Xavier Zubiri§ wil promoten GVvH). ‘De bevolkingsgroepen die het Protestantisme aanvaarden zijn bevolkingsgroepen die het goed gaat, omdat ze leren lezen, hun vrouwen respecteren, en een werk-ethiek aannemen, die ze vooruit doet komen’, hamert Pedro Tarquis er in.

Vrije kerken, of multinationals van het geloof?

Zo ver wil hij niet gaan, maar in Spanje zelf, zo herinnert ons de theoloog Escobar, ‘probeert het socialistische parlementslid José Camarasa ons de financiële gegevens betreffende het bezoek van de Paus aan Valencia in het jaar 2006 duidelijk te maken’. (Dat de Staat kapitalen heeft gekost! (GVvH)

Het Protestantse antwoord is: ‘wie zonder zonde is…’


¨ Deze kerk heet ook wel Pare de Sufrir, hetgeen vermoedelijk betekent: Genoeg geleden! – in de betekenis van: het wordt tijd ons te verzetten. (GVvH)

ª De huidige president van Venezuela.

§ De filosoof Zubiri, 1898-1983, die gezien wordt als een van Spanje’s diepste denkers, gaat uit van de menselijke ervaring, en heeft daarop een heel nieuwe manier van denken opgebouwd.
Ervaring, aanschouwing en verwerking vormen de basis voor zijn filosofisch werk.


Kort Nieuws:

Op 22 mei is bij het Protestants college Juan de Valdés een kleuterschool geopend, waarmee het aanbod zich over een nog groter leeftijdsgebied uitstrekt. Aangezien in Spanje ook steeds meer jonge moeders noodgedwongen werken, was hier grote behoefte aan. Het doel van de school is altijd om solidair te zijn, veelkleurig, en in dienst van de meest behoeftigen.

Een tekst van onze Comenius siert de school: De school dient een aangenaam voorspel te zijn op onze levens. Moge het zo zijn en blijven.

 

Archieven. De archieven van de Methodisten-kerken in Catalonië en op de Balearen, kerken die opgegaan zijn in de I.E.E., zijn sinds 14 juni jl. ondergebracht in het Historisch Archief van de Methodistenkerken, dat zich bevindt in de kerk van Barcelona-Centrum. Voorvechter hiervoor was ds. Pablo García, die ook een lezing hield. Aan dit archief heeft hij de gegevens ontleend voor het stuk over Bet(h)el.
Informatie vindt u via  arxiuhistoric@esglesiatallers.com


Los Rubios. Het Oecumenisch Centrum in andere handen.

Oecumenisch centrum Los Rubios bij MalagaNa lange jaren van zwaarder werken dan eigenlijk wel verantwoord was, is op 12 juli 2008 na 22 jaar trouwe dienst eindelijk met pensioen gegaan: onze dierbare, en bij vele lezers en lezeressen bekende, Pilar Agraz. U ziet haar hier als tweede van links.
Ze was er zeker aan toe, want de laatste jaren vertrouwde ze me wel eens toe, dat de hitte haar ’s zomers echt te veel was, en dat gevoel had ze al, wanneer het hier nog begin lente was. Toch ging ze door, want dat was ze voor haar geweten verschuldigd aan de nagedachtenis van haar man, Ds. Carlos Morales, maar evenzeer: aan al die mensen die hier, iets ten Noordoosten van Málaga, aan haar zorgen waren toevertrouwd. En ook aan ons, aan U, die het Centrum financieel bijstonden, toen dat nodig was.

Een terugblik…
Oecumenisch Centrum ‘Los Rubios’

In het begin van de twintigste eeuw kreeg een klein dorpje, of eigenlijk een boeren uithoek van Málaga, in Rincón de la Victoria, maar een paar kilometer van Málaga af, waar Duitse Protestante families woonden, de naam: Los Rubios (de blonden) vanwege de kleur van het haar van de bewoners. Daar kwam al snel een plaatselijke gemeente van de Iglesia Evangélica Española, I.E.E., een gemeenschap die met Zending en Scholing voor kinderen
en kerklokalen terug gaat naar eind negentiende, begin twintigste eeuw.

Tussen de jaren 1960 en 1970, kwam, dank zij de hulp en solidariteit van verschillende kerken en organisaties uit andere landen, en van verschillende leden van de Wereldraad van Kerken, de gedachte op deze plaats een groter bereik te geven.
Zo begon een droom, die vooral is gestimuleerd door Ds. Carlos Morales, maar die een droom was van de mensen ter plaatse, (Los Rubios), én een nationale beweging (I.E.E.). Deze droom hield in ‘een plaats te hebben, een plaats aan te kunnen bieden, voor ontmoeting en dialoog, in alle vrijheid, een plaats voor stilte en vol beloften’.

pilar rond 1997Ds. Morales deelde deze droom met hen die hem omringden, en die hij de bouw van het Oecumenisch Centrum van Los Rubios plechtig beloofde. Het werk had zijn hart en zijn ziel. De bouw duurde van 11 mei 1980 tot 21 september 1986. In die tijd vierde de Protestantse gemeente van Los Rubios de kerkdiensten in een R.K. kerk, waarmee de eerste – fraaie – bladzij van het Oecumenisch Centrum als zodanig werd opgeslagen.

Destijds was Ramón Buxarrais bisschop in Málaga. De toenadering en de vriendschap tussen de katholieke bisschop en de Protestantse predikant waren evident.
Buxarrais slaagde er zelfs in een aantal dingen die nodig waren voor de oecumene op Los Rubios onder te brengen bij materialen die nodig waren voor zijn diocees. Toen op 21 september 1986 het centrum werd geopend in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Europese Raad van Kerken, was daar ook de bisschop van Málaga, die sprak: ‘Het Oecumenisch Centrum is iets belangrijks, dat een bijdrage zal leveren aan hen die geloven in een en dezelfde God, opdat ze, in een samenleving waar God afwezig is, Hem weer zullen ontmoeten in vertrouwen op Hem, en niet zozeer op zichzelf.’

patio oecumenisch centrum los rubios
Aan de andere kant was er Benito Corvillón, destijds voorzitter van het Comité van het Centrum, die signaleerde: ‘De inwijding is niet het eind van de rit, maar juist het begin van een heleboel dingen’. Dit verlangen naar Oecumene werd duidelijk uitgedrukt in de voorbede van bisschop Buxarrais: ‘Geef, Heer, dat het Oecumenisch Centrum van Los Rubios een plek mag zijn van verwelkoming en vrijheid, een plek om samen te leven en oprechte gesprekken te voeren, een lichtgevend baken dat ons allen die op de zee van de geschiedenis varen, een richting geeft, opdat we, verenigd in één geloof, aankomen in de eeuwige haven, waar het leven in Christus ons in volkomenheid geschonken zal worden’.

Activiteiten
Tot de activiteiten van het Centrum behoren: Werkgroepen van het Oecumenisch Centrum der Kerken (CEI); bijeenkomsten van predikanten uit Spanje en Spaans Amerika; uit Duitsland; en van de I.E.E.; dergelijke bijeenkomsten voor Protestantse medewerkers in Andalusië; nationale en internationale jeugdkampen en –ontmoetingsdagen voor mensen van verschillende geestelijke achtergrond; vicariaatsreizen voor Duitsers aan het eind van hun theologiestudie; bijeenkomsten van R.K. en Protestantse gemeenten en parochies; kinderzomerkampen voor kinderen van gemeenten uit de Sahara, uit het Andalusische achterland,  emigrantenkinderen, van afgekickte ouders, etcetera; maar ook bijeenkomsten voor volwassenen: groepen uit Frankrijk en Zwitserland, de USA, Duitsland, buitenlandse gemeenten aan de Costa del Sol; en dan was er de
samenwerking met de Stichting  Málaga acoge  (Málaga heet welkom), die vanuit de gebouwen achter de kerk aan de Calle Ollerías in Málaga een opvang biedt aan immigranten en vluchtelingen, en hen bijstaat in het oerwoud van regels en regeltjes, hen zo mogelijk een tijdelijk onderkomen geeft, helpt bij sociale integratie en wat dies meer zij. De predikant daar, Ds. Mochón, heeft altijd nauw samengewerkt met Los Rubios.
Verder biedt het Centrum nog toeristische bezoeken aan Andalusië, alternatieve vormen van toerisme, en ontmoetingen met personen en groepen.
Sinds 1987 heeft het Centrum deel uitgemaakt van de Oecumenische Associatie van Onderwijsinstellingen in Europa, waarvan de belangrijkste doelen zijn: het bevorderen van de oecumenische dialoos, lekenopleiding, en het bouwen van bruggen tussen Kerk en Samenleving.

De directie van het Centrum bestaat uit een zeskoppig comité, dat wordt benoemd door de Comisión Permanente van de I.E.E. Tot voor kort was Pilar Agraz de voorzitster, die op de website van het Centrum liefhebbend de alma mater wordt genoemd. Zij wordt in die functie opgevolgd door de nieuwe directeur. Ook de heer Jerónimo Lloret Colomina, die tientallen jaren voorzitter was van de Centrale Kerkeraad van de hele regio, is intussen op zijn lauweren is gaan rusten, en in zijn plaats is Ds. José Manuel Mochón gekomen, de predikant van de zustergemeente in Málaga,.
Als nieuwe directeur is aangetreden de heer Manfred Benzing, die vol dadendrang klaar staat om samen met zijn echtgenote Maite, die U naast hem op de foto ziet, aan het werk te gaan. Maar we kunnen er zeker van dat het Centrum verder zal gaan zoals onder Pilar: met een helder oog op de werkelijkheid van de Spaanse samenleving en van de veranderende wereld om ons heen flexibel inspringen op de mogelijkheden om dienstbaar te zijn aan God en de naaste, met het oecumenisch gesprek als leidraad.

De laatste jaren zijn er nogal wat verbouwingen geweest, waardoor het Centrum ook geschikter is geworden voor ouderen. U kunt boeken voor een verblijf in een nette kamer, die bereikbaar is met een lift. De kleine huisjes op het terrein worden het meest ingezet voor jongeren die een tijdlang als stagiaire komen werken op het Centrum, en in de tussentijd hun Spaans willen verbeteren, en ook iets van Spanje willen zien.
De hartelijkheid waarmee een ieder wordt ontvangen zal met de verhuizing van Pilar Agraz niet verdwijnen, die is niet gebonden aan haar persoon, al is ze er wel een toonbeeld van, maar die is de vrucht van het Evangelie.
En dat blijft. 


Het leed dat niet genoemd mocht worden.

Om de overgang van het Franco-régime naar een democratie soepeler te laten lopen, hebben de betreffende politieke partijen aan de top destijds bepaald dat er over het verleden niet gesproken zou worden. Zand erover leek de enige haalbare manier om samen verder te leven, in een land dat diepgaand was verscheurd. In een land waar de Roden (en wie daar voor werden aangezien) én de Zwarten (plus wie daartoe werden gerekend door de anderen) stelselmatig, ja, planmatig, mensen oppakten, martelden en vermoordden, vaak zonder proces, soms met een schijn van proces.

En dónde tenéis el oro de España preguntaban los jueces a Besteiro.
Lo tenéis vosotros en vuestras cárceles
, respondió el político. Y es verdad.

"Waar hebben jullie het goud van Spanje?” vroegen de rechters aan Besteiro.
“Dat hebben jullie in jullie gevangenissen”, antwoordde de politicus. Zo was het.

Ook zaten de gevangenissen van Franco overvol. Vóór diens greep naar de macht waren er vier, uiteindelijk waren er 37, waar mensen van allerlei rang en stand dooréén gesmeten de dagen en de nachten telden, en vreesden..

De verdienste van de regering Zapatero is het zeker dat aan deze geheimhouding een einde komt. Met de ‘Ley de la Memoria’ (zie nr 73 blz. 9) is er een begin van opening gemaakt.
Steeds meer wordt er druk uitgeoefend op de Staat om de massagraven te openen, en de slachtoffers een fatsoenlijke begrafenis te schenken, steeds meer durven mensen hun monden open te doen, en te vertellen wat ze nog weten. Hier zijn de mannen van … neergeschoten, daar ergens, in die appelboomgaard, moet Francisco  García Lorca begraven zijn…

Maar ook op internet richten mensen, die niet kunnen wachten tot de Staat eens in actie komt, hun eigen gedenkstenen op. Diep geroerd las ik verschillende afscheidsbrieven, van mensen die wisten dat ze ter dood veroordeeld waren. Compleet met foto’s. Levensbeschrijvingen soms. Jonge mensen, met een gezin, een familie, maar ook ouderen, die dood onder ogen zagen. Daar worden getallen weer mensen, mensen krijgen een gezicht, een achtergrond, een geschiedenis. Ze zijn vermoord, maar ze zijn present.

Pas als ze allemaal genoemd zijn, als ze allemaal het respect hebben gekregen dat hen, als bemind schepsel van God, toe komt, zal er sprake zijn van vrede en verzoening.
Pas dan zal het leed geleden zijn: als het is benoemd en erkend.
Pas dan kan Spanje verder.
Geheel in overeenstemming met de huidige politieke trend besloot onderzoeksrechter Garzón - bekend van de zaak tegen Pinochet - om een onderzoek in te stellen naar de verdwijningen en moorden tijdens het regime van voormalig dictator Franco. Dat heeft tot felle kritiek in conservatieve kringen geleid. Dit verzet tegen Spanje's verwerkingsproces illustreert dat onmacht en tweespalt nog altijd sluimeren in de samenleving. Kijkers van het eerste seizoen van Geert Mak’s  In Europa kunnen zich herinneren hoe gevoelig de burgeroorlog nog altijd ligt bij de gemiddelde Spanjaard. Vanachter de tralies in een vrouwenklooster vertelde een non daarin hoe haar broer op gruwelijke wijze was gemarteld en vermoord door een linkse militie. De geschiedenis van de vervolgingen van priesters, nonnen en leken in de jaren 1936-1939 is uitvoerig gepubliceerd in een boek van Dr. Montero, dat in 1961 verscheen. De repressie van de zijde van Franco is tot nu toe niet stelselmatig beschreven.

Hoe het kwam dat Spanje splijt
Na afloop van de verkiezingen in 1931 breken rellen uit, waarna koning Alfons XIII het land verlaat. De democratische Republiek die dan wordt uitgeroepen kan niet verhullen dat het land tot op het bot verdeeld is. Uiteindelijk komen Volksfront (links) en Nationaal Front (rechts) tegenover elkaar te staan. Tot groot ongenoegen van nationalisten winnen de linkse partijen de democratische verkiezingen in 1936. De nieuwe regering treedt nauwelijks op tegen wetteloosheid die in het land heerst: extreem-linkse groeperingen zijn verantwoordelijk voor veel antiklerikaal geweld en er wordt geen actie tegen hen ondernomen. Bovendien gaat de regering snoeien in het te dure officierenbestand. Als in juli van '36 de extreemrechtse politicus José Calvo Sotelo wordt vermoord, barst de bom.
Een groep nationalistische generaals komt in opstand en pleegt een staatsgreep, geleid door Emilio Mola. Generaal Francisco Franco sluit zich vervolgens met het leger van Spaans Marokko aan bij de opstand en neemt de leiding over. De burgeroorlog die volgt duurt drie jaar. In de strijd vecht namens links een allegaartje van republikeinen, anarchisten en communisten en aan de rechtse kant strijden nationalisten en zogenaamde falangisten (een fascistoïde nationalistische beweging). Rechts krijgt daarbij steun van Nazi-Duitsland en het Italië van Mussolini, terwijl aan linkse kant de Sovjet-Unie en Mexico helpen. In het linkse kamp woedt een interne strijd tussen de anarchisten en de communisten, maar ook rechts is onderling verdeeld. Kortom, een complex geheel van belangen.
De oorlog kost aan ruim een half miljoen mensen het leven en kent gruwelijkheden over en weer. Het verhaal van de non in In Europa blijkt geen uitzondering: massa's mensen worden gemarteld, verminkt, of levend verbrand. Ouderen, vrouwen en kinderen lopen allemaal gevaar. Het conflict wordt van nabij gevolgd door buitenlandse media: er zijn nog polygoonjournaals uit die tijd. De Nederlandse documentairemaker Joris Ivens is ook aanwezig en maakt de film Spaanse aarde. Hij is trouwens niet de enige  Nederlander aan het Spaanse front. Ook de schrijvers George Orwell, Ernest Hemingway en Jean-Paul Sartre maken de oorlog mee van dichtbij of vechten zelf mee. Ieder zal zijn ervaringen verwerken in boek of beeld.
  Zo kennen we allemaal Robert Capa's indringende foto van een republikeinse strijder die sneuvelt door een kogel van rechts.

Het lange zwijgen
Nadat Franco in 1939 de burgeroorlog heeft gewonnen, begint een bijna veertigjarig fascistisch regime. Onder Franco’s heerschappij worden duizenden tegenstanders vermoord. Ze verdwijnen anoniem in massagraven of greppels naast de weg. Elk verzet wordt bruut onderdrukt. Voor een groot deel van de bevolking betekent deze voortdurende dreiging daarom een lange periode van zwijgen.
Voor de slachtoffers onder de overwinnaars wordt een grote herdenkingsplaats gebouwd in de Valle de los Caídos (het Dal der Gevallenen), niet ver van El Escorial, door Republikeinse dwangarbeiders. 
Zo volgt een jarenlange splitsing tussen tegenstanders van Franco en zijn conservatieve aanhang, die ook na Franco's overlijden in 1975 aanhoudt. In 1977 behalen de linkse partijen een klinkende overwinning, en ook uit dit jaar stamt een amnestiewet, die dient om de oude scheidslijnen los te laten. Tegelijkertijd wordt in deze periode een eerste poging ondernomen om de slachtoffers van Franco op te sporen en in ere te herbegraven. De opgravingen stuiten meteen op veel verzet en worden gestaakt. Wanneer een rechtse generaal in 1981 poging doet tot een staatsgreep verkrampt Spanje. Het zwijgen keert terug. De moorden van na '36 blijven hierdoor lang taboe en het verleden onverwerkt.

Opgravingen 'gekkenwerk'
Ook ruim 30 jaar na de verkiezingen van 1977 is Franco nog springlevend. Ieder jaar herdenken aanhangers zijn dood, en symboliek uit het Franco-tijdperk treft men nog altijd op openbare plekken aan. Een wetsvoorstel uit 2006 moet hieraan een einde maken en verwijzingen naar de Francotijd uit het straatbeeld wissen. Trauma's uit het collectieve geheugen zoeken ook op andere manier hun weg naar het oppervlak. Sinds 2002 worden al graven geopend en de doden geïdentificeerd. Ook het besluit van onderzoeksrechter Garzón om de vermoorde opponenten van Franco op te sporen en te identificeren past in deze trend om het leed uit het Franco-verleden een plek te geven. Garzón wil namelijk ook uitzoeken hoe de slachtoffers om het leven zijn gebracht en vooral wie verantwoordelijk is. Het waren volgens Garzón ernstige misdaden tegen de menselijkheid en de daders moeten daarom worden berecht.
Niettemin stuitte het besluit op hevig verzet. Zo noemde de oprichter van de conservatieve partij, zelf oud-minister onder Franco, Manuel Fraga het besluit een ‘miskleun’, ‘gekkenwerk’ en sprak hij van een politieke fout, net als veel andere conservatieven. Hoofdofficier van Justitie Javier Zaragoza stelde dat de moorden moeten worden beschouwd als logisch onderdeel van de criminele code die in zwang was tijdens Franco's regime en niet als mensenrechtenschendingen. Hij ging daarom in beroep tegen Garzón’s voornemen en beweerde dat de rechter onbevoegd was wegens de amnestiewet.

Oud zeer
Het wordt een enorm project om alle slachtoffers te vinden, laat staan om ze te identificeren. Bovendien is een groot aantal (zo’n 34) verdachte fascisten al overleden. Veroordeling van alle daders en complete gerechtigheid zijn dus onmogelijk haalbaar. Hoewel nabestaanden van de vele slachtoffers verheugd reageerden op het bericht om de massagraven te onderzoeken en de daders te berechten is de vrees dat het onderzoek naar dit oude zeer de tweedeling in Spanje nog verder zal verdiepen. Overal liggen de graven, de plaatsen zijn bekend en de bevolking heeft al zo’n zestig jaar moeten zwijgen. Zo kreeg de beroemde dichter Federico García Lorca bijvoorbeeld nog altijd geen eervolle begrafenis; hij werd in 1936 doodgeschoten en gedumpt in een sloot.
 Veel families van slachtoffers zijn verdeeld over de opgravingen. Ook in de familie Lorca ontstond onlangs onenigheid of het graf van de dichter geopend zou moeten worden. Zo legt de confrontatie met de geschiedenis Spanje's diepgewortelde gespletenheid eenvoudig bloot en zal verzoening met dit verleden nog lang op zich laten wachten. Intussen is de Spaanse justitie ingegaan op het verzoek van de familie van Federico García Lorca om het massagraf waarin de Spaanse dichter begraven ligt, te openen "in alle intimiteit" en in aanwezigheid van de familie.
……………

140.000 Spanjaarden vermist
Voor het eerst onderzoekt nu ook Justitie de vermissingen.
Uit de eerste inventarisatie blijkt dat verspreid over het hele land nog 140.000 Spanjaarden worden vermist, dat is veel meer dan steeds werd aangenomen.

Rechter laat doden uit Franco-mausoleum opgraven
In het mausoleum 'Valle de los Caídos' van de Spaanse ex-dictator Francisco Franco, zullen voor het eerst overblijfselen van slachtoffers van de Spaanse burgeroorlog worden opgegraven. Dat heeft onderzoeksrechter Baltasar Garzón bevolen.

Bij de doden in het mausoleum van Franco gaat het om acht republikeinen die bij het begin van de burgeroorlog (1936-1939) door Franco-aanhangers waren geëxecuteerd. Hun lijken waren toentertijd in een waterput gegooid, maar werden 23 jaar later - zonder medeweten van hun familie - in het mausoleum bijgezet. Langs omwegen kwamen de familieleden het nieuws toch te weten. Ze verlangden dat de overblijfselen zouden verwijderd worden, en Garzón is, in het kader van zijn onderzoek naar de misdaden onder het Franco-régime (1939-1975), nu op dat verzoek ingegaan.

Het localiseren van de overblijfselen van de geëxecuteerde republikeinen wordt in elk geval een zware opgave. Volgens experts is er in het mausoleum, waarin ook Franco zelf begraven ligt, een wirwar van tot 60.000 nissen, die deels nauwelijks toegankelijk zijn.

18-11-2009 Garzón staakt onderzoek Spaanse burgeroorlog
(Novum/AP) - Rechter Baltasar Garzón van het Spaanse hooggerechtshof heeft zijn onderzoek naar wreedheden tijdens en na de Spaanse burgeroorlog gestaakt. Als reden voor het besluit voert hij de twijfels over zijn bevoegdheid aan. Garzón doet wel een oproep aan lagere rechtbanken om vooral door te gaan met het onderzoek, waaronder het blootleggen van massagraven. Garzón houdt vol dat de moord op tienduizenden burgers tijdens en na de oorlog van 1936-1939 een misdaad tegen de menselijkheid was, die niet verjaart. Garzón stelt dat het openen van massagraven moet geschieden door provinciale rechtbanken. Op die manier zou het onderzoek sneller verlopen.

Ondanks deze tegenslag valt echter niet te verwachten dat de doofpot weer wort gesloten. Aan te veel Republikeinse slachtoffers, en ook aan te veel Protestanten, is zozeer onrecht gedaan, dat het inmiddels een publiek schandaal is. Daarover kan niet meer gezwegen worden,
en veel nabestaanden zouden dat ook niet meer accepteren.

(Uit diverse bronnen. AV - GVvH)

Geschiedenis van het Spaanse protestantisme: een uitdaging
Klaus van der Grijp

Spannende verhalen uit de geschiedenis vertellen is niet zo moeilijk. Zulke verhalen worden van mond tot mond doorverteld en soms met creatieve details opgesmukt. Geschiedenis schrijven is heel wat anders. Waar haal je je gegevens vandaan? Hoe betrouwbaar zijn die gegevens? Waar zitten de blinde plekken? Hoe interpreteer je wat er gebeurd is? Een karwei van geduld en onderscheidingsvermogen, waaraan de Spaanse protestanten, voor zover het hun eigen geschiedenis betreft, lange tijd niet zijn toegekomen. Zij hadden andere problemen! Hoe te overleven in de duistere periode van de Burgeroorlog (1936-1939) en het Franco-régime? Hoe hun plek in de samenleving weer op te bouwen en te versterken, sinds hun daartoe de kans geboden wordt? Er zijn hele generaties voor nodig om het historisch onderzoek op dit terrein echt op gang te krijgen.

In de jaren ’60, nog in mijn studententijd, was ik een tijdje bestuurslid van de Nederlandse Vereniging “Het Evangelie in Spanje”. Ik besloot de stap te wagen en een proefschrift voor te bereiden over het Spaanse protestantisme in de 19de eeuw. Het vinden van de nodige documentatie was een kwestie van veel heen en weer rijden in mijn toenmalig voertuig, een “lelijke eend”: op vele plaatsen in Spanje, maar ook in Frankrijk, in Engeland en Schotland, en ook in Nederland. Het resultaat van dat onderzoek, in het Duits gesteld en voorzien van heel wat voetnoten in kleine lettertjes, verscheen in druk en werd in 1971 aan de theologische faculteit in Utrecht verdedigd. In de jaren daarna vroegen totaal andere zaken mijn aandacht. Pas sinds het midden van de jaren ’90 kwam ik met de protestantse kerken in Spanje weer in geregeld contact.

De situatie was veranderd! Van diverse kanten was geprobeerd, de geschiedenis van een kerkgenootschap, van een plaatselijke gemeente of van een opmerkelijk personage in beeld te brengen. Een samenvattende presentatie van een wat langere periode ontbrak nog. “Dat Duitse boek van je over de 19de eeuw, krijgen we dat ook nog eens in ’t Spaans?” Mijn antwoord was strijk en zet: “Het staat jullie vrij om dat te vertalen – ik wil het zelfs nog wel een beetje updaten!” Eerlijk gezegd lag mijn prioriteit bij het onderzoek naar de volgende periode. Sinds 1900 was er al weer een eeuw verstreken. Zou het lukken om een team van onderzoekers rond een project “20e eeuw” bij elkaar te krijgen? Een symposium over kernvragen met betrekking tot dit onderwerp, bijeengeroepen in Madrid, 2000, leidde wel tot een aantal publicaties, maar van teamvorming was helaas geen sprake. Los zand … Wat ik inmiddels aan boektitels en tijdschriften verzameld had, werd door een Spaans oecumenisch instituut uitgegeven.

Maar de Spaanse regering doet tegenwoordig voor de ontwikkeling van een multi-culti samenleving erg haar best! Een cultureel project, ingediend door een religieuze minderheid, maakt kans op een overheidssubsidie. Zo stelde de leiding van de Spaanse Evangelische Kerk, in samenwerking met het Verenigd Theologisch Seminarie (SEUT), mij in 2006 voor om een dubbel project in te dienen: (1) de uitgave van een Spaanse en bijgewerkte versie van mijn proefschrift uit 1971; de vertaalde tekst is inmiddels bijna klaar; (2) de voorbereiding van een “deel twee” over de 20e eeuw. Die uitdaging accepteerde ik, met dien verstande dat ik mij aan de nieuwste periode – sinds de democratische grondwet van 1978 – niet wilde wagen.
Een overheidsfonds voor “Pluralisme en Samenleving” heeft het project goedgekeurd.


Aan het Verenigd Seminarie moet ook worden lesgegeven in de geschiedenis van de eigen kerken, maar het idee, over enkele jaren twee van die dikke pillen over de 19de en 20e eeuw te moeten doorploegen, is voor de studenten niet erg aantrekkelijk. “Kan het ook een beetje korter?” Natuurlijk moet dat kunnen. Door een samenvatting van mijn proefschrift te geven en mijn voorlopige gegevens over de periode tot 1978 zo goed mogelijk in elkaar te voegen heb ik op welgeteld 176 a-viertjes een tekst geproduceerd, die als “Beknopte geschiedenis van het Spaanse protestantisme” de wereld in kan gaan.

Dat maakt weliswaar geen deel uit van het gesubsidieerde project, maar zal als klein, handzaam boekje ongetwijfeld goed in de markt liggen, zodra een uitgever er mee aan de slag gaat. Of er inderdaad een officiële publicatie van komt, of dat het Verenigd Seminarie de tekst liever in eigen beheer wil vermenigvuldigen, laat ik graag aan de wijsheid van de Spaanse kerkleiding over. En komt het zover, dat belangstellende lezers van dit berichtenblad er een exemplaar van kunnen bestellen, dan zullen wij u dit graag laten weten.

Tot het voortraject van dit project behoren: R.M.K. van der Grijp, Geschichte des spanischen Protestantismus im 19. Jahrhundert (Wageningen, 1971, 599 pp.); idem, “Recent research to the history of Protestantism in Spain and Portugal” in Exchange (Utrecht), 28/2, 1999, pp. 170-184; “Las minorías religiosas en España y Portugal: pasado y presente”, themanummer van Anales de historia contemporánea (Murcia), vol. 17, 2001, 466 pp., met 20 bijdragen uit het bovengenoemde colloquium, ingeleid door Juan Bautista Vilar, Jean-Pierre Bastian en Klaus van de Grijp; Klaus van der Grijp, “Ensayo de una bibliografía de la historia del protestantismo español”, themanummer van Diálogo Ecuménico (Salamanca), vol. 37, no 119, 2002, pp. 331-651, ook als boekje afzonderlijk uitgegeven.


1933-2008: Bet(h)el, 75 jaar Protestants getuigenis in Hospitalet.
Pablo García Rubio
De kerk van  Hospitalet is ontstaan uit de kerk van Sants, en ging na een afsplitsing in 1933 op eigen benen verder, en begon met een groep van 17 personen die elke zondag ergens anders bijeen kwam. Aanvankelijk wilde men een onafhankelijke Protestante groep zijn, in juni noemde men zich ‘Protestantse groep van Beth-El’. De eerste twaalf jaar was de leider don Pedro Inglada Barreras. Al snel vond men dat het aantal plaatsen waar men bijeen kwam moest worden beperkt, en zo kerkte men al in 1933 drie zondagen in La Torrasa en een in Hospitalet. De eerste avondmaalsviering was op 13-6-1933 in La Torassa, op verzoek van de gemeente – diezelfde dag traden 9 nieuwe leden toe. Op 15 october, weer met aller instemming, veranderde de naam in Protestantse kerk van Bethel. (Iglesia Evangélica de Bethel). Bij die gelegenheid werd Don Pedro Inglada verzocht hun predikant te worden, maar deze wees dit bescheiden af, met als argument dat hij geen theologie had gestudeerd, en ook niet tot predikant gewijd was. Hij nam alleen de verantwoordelijkheid voor de kerk op zich, en representeerde die naar buiten toe. Preken bleef hij echter wel. Op 14-4-19334 ging het over het leven: ‘Wie weet zeker dat ik morgen nog leef?’
De volgende dag bleek hij, op zijn verjaardag, tot hoger heerlijkheid geroepen!
Daarna roept men een algemene vergadering uit en benoemde de broer van don Pedro: don Juan tot predikant. Ook hij wees dit af, maar hij wilde wel lid zijn van de kerkeraad, zolang de leden hem bijstonden en samenwerkten ten dienste van de kerk. Op zijn instigatie schrijft men een brief naar de superintendent van de Methodisten in Barcelona, met het verzoek om preken voor de zondagse eredienst. Dit gebeurt, en het kerkbezoek neemt toe, vooral in de evangelisatiediensten, zodat men in december 1935 al 78 bezoekers heeft. Natuurlijk is er een zondagschool, met 17 kinderen.  Tot aan het begin van de Burgeroorlog begint de plaats van samenkomst steeds meer op een echte kerk te lijken, maar dan vordert de regering alle bezittingen, en het gebouw wordt een school voor ‘Algemene Cultuur’.
Na het eind van de Burgeroorlog kwamen de leden eerst in Barcelona bijeen bij verschillende mensen thuis, totdat men besloot terug te keren naar La Torassa, naar het huis van de familie Aroca-Carrión.
Eran otros tiempos...Al snel was de eetkamer niet meer groot genoeg, en werden ook de gang, de slaapkamer en de patio er bij getrokken. De preken kwamen nog steeds van de Methodisten. In 1945 besloot men zich daarbij aan te sluiten…  De familie Aroca–Carrión had intussen een groter huis laten bouwen, met een flinke zaal er in, die men aanbood als kerkruimte, hetgeen natuurlijk met graagte werd aanvaard. Oude stoelen kwamen van de Methodisten, een tafeltje met bijbel, die in het begin van de Burgeroorlog gevorderd was en die en terug had gevonden, diende als kansel.
Een lekenprediker, Don Daniel Capó, kreeg een aanstelling als hulpje van de Methodistische superintendent; hij deed veel en geweldig vruchtbaar werk onder de jeugd.  In mei 1952 kwam er een bestuur dat Don Daniel bijstond, want toen waren ze geen missiepost meer, maar een echte kerk binnen het Methodistencircuit. Als Don Daniel op last van de arts in 1955 het werk  neer moet leggen, wordt hij vervangen door Inauguración del Templo en calle Orientezijn broer: Don Enrique Capó, maar twee jaar later vraagt de jeugd nadrukkelijk of Daniel niet terug kan komen. Hij komt terug, maar dan als medewerker van de predikant.
Opnieuw komt het verlangen op  naar een echte kerk, en in februari 1958 wordt een stuk grond gekocht in Hospitalet de Llobregat, en zie! reeds in mei 1960 staat daar een nieuwe kerk! Daar is tot op vandaag getrouw het getuigenis van het Evangelie levend gehouden, ondanks alle aanslagen die er op het gemeenteleven zijn geweest, de laatste jaren.

De regionale kerk van Catalonië heeft ze daarin met Gods Hulp zeer bijgestaan en nu neemt de kerk, met een nieuwe predikant, Ignacio Simal, (foto links) weer een nieuwe vlucht, ten dienste van de stad Hospitalet.


Een Methodistenkerk een Presbyteriaanse kerk, staat er boven het logo van de gemeente. Een geslaagde mix van wortels, die de kerk weerbaar maakt in veranderende tijden. Dat zij leve!  GVvH


Stoelendans.
Ds. Alfredo Abad heeft na 16 jaar zijn functie als secretaris generaal van de Comisión Permanente van de I.E.E. neergelegd, om dezelfde functie op zich te nemen in het C.E.A.R. (Comisión Española de Ayuda al Refugiado) het Spaanse vluchtelingenwerk, dat mede op instigatie van de I.E.E. is gesticht. Hij is daartoe op 23-7 aangezocht, en heeft inmiddels zijn werk bij de I.E.E. neergelegd. De Comisión Permanente heeft de taken opnieuw verdeeld. Ds. Carlos Capó krijgt de titel, en het werk wordt in drie blokken herverdeeld onder leden van de C.P.: Secretaris interne zaken, internationale betrekkingen en nationale betrekkingen.
Zijn echtgenote Esther Rubio (Ruíz) zal ook in de toekomst de gemeenten in C. Calatrava en Noviciado (Iglesia de Jesus en Iglesia del Salvador) dienen. Alfredo blijft part-time aan deze kerken verbonden.

Ds. Andreas Ding, die via het Fliednerwerk naar Spanje gekomen was, heeft een aantal jaren dienst gedaan als pastor voor de scholen Juan de Valdés en het Porvenir. Afgelopen september is hij terug gegaan naar Duitsland.


Financiën
Nee, wij sturen geen acceptgiro mee, maar we zouden het wel fijn vinden als U ook via giro 315800 of bank 45.67.74.068 blijk zou geven van uw betrokkenheid. Het moet niet, want uw interesse en gebeden hebben hoe dan ook effect, maar het zou wel helpen onze broeders en zusters in Spanje bij te staan. De economie is daar snel verslechterd!

Van de penningmeester ontvingen we de volgende gegevens:
Diasporaprojecten: Voor San Sebastiàn (2007) is € 723 overgemaakt.
Voor de Workshop theologie is in 2008 tot dusverre 339,65 euro ontvangen van 4 gemeenten en 1 particulier persoon.
Aan overige giften is in 2008 tot nu toe 422,40 euro verkregen, waarvan € 240 met de bestemming: pensioenen. Die kwamen van 3 gemeenten en 5 particulieren.
We hebben tot nu toe in mei 2008 naar Spanje toe 5000 euro overgemaakt als bijdrage in de predikantssalarissen en 355 euro voor pensioenen.
Ondanks zeer zorgvuldig beleggen van de penningmeester hebben ook wij minder rente binnen gekregen, zodat er minder uit gekeerd kan worden.
U begrijpt dat we het zonder U niet redden!


Diasporacollecte 2009.
Ook dit jaar organiseert de Stichting Het Evangelie in Spanje een Diasporacollecte, waarvoor wij graag Uw aandacht vragen, in de hoop dat U er een plaatsje voor inruimt in Uw collecterooster, of daar als gemeentelid bij Uw gemeente om vraagt.
In Spanje bestaat een lappendeken van Protestantse kerken, groepjes en secten. Twee kerken, de I.E.E. en de I.E.R.E., springen er uit: niet door hun ledental, maar doordat ze al sinds het einde van de 19de eeuw bestaan, en doordat ze erkend zijn als geworteld in en verweven met de Spaanse Staat. Dat geeft wel status, maar het heft de problemen niet op. Die zijn deels financieel, door pensioenkwesties en een weinig draagkrachtige achterban, maar ze liggen ook op het vlak van het vinden van geschikte predikanten. De roepingen lagen de laatste jaren niet voor het oprapen, want ook Spanje ontkerkelijkt in zeer snel tempo. Nu hebben zich bij het SEUT, de gezamenlijke predikantsopleiding van deze kerken, drie koppels aangemeld, waarvan de Commissie voor de roepingen zeer onder de indruk is. Maar het lesgeld is een probleem. En daar vragen wij Uw hulp bij.

Mogen we hen aan U voorstellen? Allereerst zijn daar: Armando Franyuti en Alma Hernández en hun kinderen Samanta en Cristian. Ze komen uit Mexico, maar zijn sinds 2004 in Spanje gevestigd, en zijn lid van de I.E.E. Beiden hebben een roeping voor het pastoraat. Armando heeft het tweede niveau van het SEUT voltooid, maar om het derde en laatste niveau te kunnen studeren, zal hij eerst als informaticus nog een aantal jaren moeten werken om het gezin te kunnen onderhouden, terwijl hij zijn schriftelijke studie voortzet. Alma heeft theologie gestudeerd in Mexico, en we hopen dat ze het derde niveau kan studeren tijdens de cursus 2008-2009, waarna ze dan klaar zal zijn om predikant te worden. In Merida en Miajadas zit men om haar te springen. Het SEUT is bereid zich in de schulden te steken om haar een beurs te verschaffen, zo noodzakelijk acht men de investering in Alma. Zij zal een voortreffelijke gemeentepredikant zijn, verwacht men, terwijl Armando t.z.t. (en liefst zo snel mogelijk) een prima jongerenwerker zou zijn.

Dan zijn er ook nog: Mariano Arellano en Gloria Pérez en hun kinderen Noah en Rubén. Zij wonen in Pineda del Mar. Mariano begon zijn studie aan het SEUT via schriftelijke cursussen. Na enige tegenslag nam hij de studie op aandrang van zijn predikant, die hem daarin begeleidde, weer op. Nu zeer overtuigd van zijn roeping en in deze beslissing gesteund door zijn echtgenote Gloria, gaf hij zijn werk op om zich te wijden aan zijn studie. Gedurende de cursus 2007-2008, en dankzij een beurs van de United Methodist Church, heeft hij een compleet semester in het SEUT doorgebracht, waarbij grote capaciteiten heeft getoond. Al zijn docenten zijn het eens in een positieve beoordeling.
Men overweegt de mogelijkheid Gloria Perez het komend jaar aan als kleuterschoolleidster aan te nemen bij de Protestantse scholen in Madrid. Dat zou de overkomst van het gezin naar het SEUT mogelijk kunnen maken, ook al zou het salaris maar moeilijk voldoende kunnen zijn voor het onderhoud van het gezin én de studie. De gemeente thuis opent een rekening, waarop gemeenteleden af en toe iets kunnen storten voor dit echtpaar. Zelf hebben ze aangeboden hun flatje te verkopen, maar de kerk acht dit niet verstandig, aangezien ze deze mensen graag in die buurt wil inzetten, en dan is eigen woonruimte een stuk voordeliger. Het is de commissie voor de Roepingen duidelijk geworden dat duidelijk geworden, dat beide leden van het echtpaar de roeping van Mariano voor het ambt dragen, en dat beiden een diepe liefde voor de kerk hebben, waardoor ze zulke grote risico’s willen nemen. Ook hier zal het SEUT alles doen wat in zijn vermogen ligt om het echtpaar te helpen.

Als laatsten hebben we Jonatán Navarro en Marta López en hun zoon Enoc.
Beiden hebben een roeping tot het pastorale ambt. Ook al hebben ze zich jaren geleden ingeschreven op een schriftelijke cursus, ze schoten er niet mee op, en daarom besloten ze vanaf september dit jaar deel te nemen aan het programma voor inwonenden en te beginnen bij niveau 1.
Beiden hebben ze hun respectievelijke werk opgegeven (hij: grafisch ontwerper, en zij: administratieve kracht bij de douane), al deden ze dat op verschillende manieren: Anna is op haar verzoek op non-actief gesteld, en Jonatan zal per september werkeloos worden. Daarom zal hun enige inkomsten bestaan uit zijn werkloosheidsuitkering, plus enige bijstand die is beloofd door de kerk van Betlem (EEC) die pal achter ze staat. De kerk van Ierland heeft 6000 pond beloofd, verdeeld over 3 jaar, hetgeen neerkomt op 2400 euro per jaar. Daar kun je niet van bestaan in Spanje, waar het leven minstens zo duur is als hier. Het echtpaar heeft een grote bijdrage aan de eigen kerk heeft geleverd, met name aan de supervisie van een bewustwordingsprogramma voor gemeenteleden en de begeleiding van de opgroeiende jeugd.

Om kort te gaan…
We hebben te maken met drie echtparen, in diverse situaties, maar ze hebben allemaal een onbetwistbare roeping, gezien de hoge prijs die ze er stuk voor stuk voor hebben moeten betalen. Hun situatie is onzeker. Vanuit het SEUT heeft men de beslissing genomen om hoe dan ook deze opgave te vervullen. De plaatselijke kerken doen hun best, de top van de kerk verleent alle medewerking, de kerstcollecte in Spanje wordt dit jaar voor dit doel gehouden, zouden wij dan niet in staat zijn hen te steunen met onze liefde, ons gebed, en een stevige bijdrage in het lesgeld?
Samen kunnen we dat!
Zakelijke gegevens: Uw bijdragen kunnen worden gestort op bankrekening 45.65.52.316 
t.n.v. Stichting Evangelie in Spanje te Zeist in zake Diaspora-collecte


Kerstgroeten voor Bethlehem.
Vanuit Spanje bereikte ons de oproep om mee te doen aan een actie die al sinds 2000 loopt, en die ons uitnodigt om niet alleen elkaar, omwille van het Kind van Bethlehem, vrede en alle goeds te wensen, maar ook de mensen in Bethlehem zelf, en om voor hen te bidden.
Bethlehem moge dan een plek zijn, waar Vrede op Aarde voor alle mensen van Goede Wil werd aangezegd, de stad zelf is op dit moment eerder het toonbeeld van het tegendeel. Voor velen is alle hoop op vrede in hun levensdagen verdwenen. Voor hen is een teken van mensen verweg, dat ze niet vergeten worden, een teken van hoop.
U kunt, mits u beschikt over een internetverbinding, uw bericht, liefst in het Engels, maar anders wordt het vertaald, sturen naar het Arabisch Educatief Instituut, bij de Tombe van Rachel, tegenover de Israëlische muur, via het internetadres: aei@p-ol.com en natuurlijk liefst voor 25 december.



Samen aan tafel

Voorwoord door ds. W. van Laar:

De viering van de maaltijd des Heren heeft in twintig eeuwen een eigen ontwikkeling meegemaakt. Soms zijn er gedachten aan vast gekoekt die meer met menselijke traditie te maken hebben dan met de overlevering van de Heer. Bijgaand artikel uit de Spaanse context zal bij sommigen in protestants Nederland verzet oproepen. Maar men hoeft het niet in alles met deze proeve van theologiseren aan het SEUT-Seminarie eens te zijn om zich door een Spaanse broeder te laten uitdagen om de wijze waarop wij aankijken tegen de viering van het Heilig Avondmaal kritisch tegen het licht te houden. Het is goed om bijbelgedeelten als 1 Kor. 11 vandaag opnieuw te lezen en te herinterpreteren, daarbij geholpen door broeders en zusters uit andere delen van de wereld. Hieronder volgt het stuk van Marc Abbott, dat onlangs verscheen in de Separata, een theologisch inlegvel van het SEUT bij het blad Cristianismo Protestante.

Ik ben zoon van een predikant. Het grootste deel van mijn jeugd diende mijn vader in Methodistische kerken, in dorpen met 3000 tot 8000 inwoners. Dus kende iedereen mijn broers en mij. ‘Daar heb je de zoon van de Methodistenpredikant!’ De mensen verwachtten van ons dat we ons óf beter gedroegen dan de rest, óf slechter. Je deed het nooit goed, want was je braaf, dan verwachtte men dat je stout zou zijn en omgekeerd.
Zodoende verbaast het me ook niet als op een zondag mijn eigen puberzoon, ook predikantszoon, deelneemt aan het Heilig Avondmaal, maar uren later de goddelijkheid van Jezus in twijfel trekt. ‘God is O.K., maar dat Jezus God was is achterhaald’, zegt hij.
Verbaasd ben ik niet, en ook niet geschokt, omdat ik karakteristiek pubergedrag herken. Hij zet vraagtekens bij zijn eigen identiteit en probeert af te bakenen wie hij is. Echter, hij ging vrijwillig aan bij het Avondmaal. Bovendien heeft hij al jaren geleden belijdenis gedaan, en is hij kerklid.
Bijna elke oprechte gelovige heeft van die tijden van diep doorleefd geloof en van zware twijfels.
Bij deze zelfde avondmaalsviering was een echtpaar aanwezig, waarvan zij heel haar leven gelovig is geweest, maar haar man heeft geen duidelijk Christelijk geloof. Hij is een van die miljoenen Spanjaarden die de Christelijke spiritualiteit in haar RK vormgeving heeft afgezworen, en nog geen ander Christelijk belijden heeft gevonden om zijn eigen geestelijk leven in uit te drukken en te beleven. Hij heeft het Boeddhisme geadopteerd om zijn geestelijke gevoelens te kanaliseren. Maar hij ging wel met zijn vrouw naar de kerk, en hij ging ook met haar aan de Tafel van de Heer.
Moet je het heilig Avondmaal aan zulke mensen wel bedienen? Ik weet dat er Protestantse kerken zijn waar het heel anders toegaat. Sommige hebben een zeer beperkend beleid t.a.v. de toegang tot de Tafel des Heren, anderen minder. In mijn traditie, die van de Methodisten, is er open communie. In dit artikel wil ik laten zien dat de open en alomvattende Tafel van de Heer we degelijk zinvol is, en mogelijkheden geeft het Evangelie te bevorderen.

Is een geloofsbelijdenis nodig om aan de Tafel des Heren welkom te zijn?
Wat geloofden de twaalf apostelen op die bekende Joodse Paasnacht, toen Jezus het sacrament van het Laatste Avondmaal instelde eigenlijk? Als ze hun eigen geloofsbelijdenis hadden moeten opschrijven als voorwaarde om aan de Tafel aan te zitten, wat hadden ze dan gezegd? Of om de vraag anders te stellen: wat geeft ze de bevoegdheid om aanwezig te zijn?

De uitnodiging van Jezus!
Niet meer en niet minder. Alleen maar de uitnodiging van Jezus. Hij is de gastheer en de pater familias van de avond. Hij bepaalt wie wel en wie niet rond de Tafel kan zitten. Als er iemand is wiens theologische denkbeelden niet correct zijn, of wiens motieven verdacht zijn, komt het aan Jezus toe, die de harten van allen kent, om die persoon de toegang tot de Tafel te ontzeggen. En we weten dat een van hun belangrijkste leiders Hem die avond zal verloochenen, en dat een ander Hem zal verraden. Jezus nodigt degenen waar Hij van houdt uit en die liefde omvat allen. 
Deze simpele waarneming geeft al een goede basis voor een inclusief, een alomvattend Tafel-beleid. Jezus nodigt uit en zelfs de 12 apostelen zelf hadden die avond geen helder idee van wat ze geloofden. Het waren geen ‘superheiligen’. Het waren gewone mensen, allemaal zondaars, met verschillende theologische opvattingen en met een geloof dat nog volop bezig was zich te ontwikkelen, in feit meer twijfel en verwarring dan geloof, op dat moment.

De besmettelijke heiligheid.
De practijk van de beperkte toegang tot de Tafel wil de heiligheid van het moment beschermen. Het spreekt vanzelf dat niemand een dienst wil ontheiligen, maar ik geloof dat we hier te maken hebben met een verkeerd begrip van heiligheid. Je gebruikt hier in feit het Farizeese begrip van heiligheid, in plaats van dat van Jezus. Voor de Farizeeërs zijn bepaalde zaken heilig, en we moeten er een beschermende muur omheen bouwen, want als ze met iets onreins in contact komen, wordt het heilige besmet. De organisatie van de tempel was er op gericht om te voorkomen dat heidenen en mensen die niet voldoende heilig waren, in contact kwamen met het heilige. Vanuit die mentaliteit hebben de Farizeeërs kritiek op Jezus, vanwege diens contacten met de ‘onreinen’, de zondaars, de melaatsen, prostituees en anderen. (Natuurlijk hebben ze er niets op tegen als Hij met een rijke omgaat.)
Jezus werkt met een andere opvatting van heiligheid. In plaats van een heiligheid die besmet kan worden, is het een besmettelijke heiligheid. Jezus wordt niet besmet door de vrouw die Zijn voeten met haar tranen wast, maar Hij besmet haar met Zijn heiligheid. Jezus heiligt haar. Waarom beschouwen we de 12 apostelen als heiligen? Juist omdat ze samen waren met Jezus, en om de opdracht die Jezus ze geeft, en het feit dat Hij ze weer bekrachtigt door de gave van de Heilige Geest met Pinksteren, maakt dat zij en de kerk het dienstwerk van Jezus voortzetten. De zending van de Kerk is de wereld te heiligen, ofwel om die te ‘besmetten’ met de heiligheid van de Heer. Men bouwt geen beschermende muur om het heilige te beveiligen, maar men gaat de wereld binnen in de Naam van Christus en brengt heiliging. Als Jezus preekt en een melaatse aanraakt, een kind in de armen neemt en de bezetene bevrijdt, heiligt Hij. Het is een heiliging die een zending in zich bergt, en de Kerk deelt deze zending.

De universele reikwijdte van het kruis.
De open en alomvattende Tafel van de Heer weerspiegelt het Evangelie zelf, dat een constante uitnodiging is Gods genade te ontvangen. God zendt Zijn Zoon naar de wereld uit liefde, en iedereen is inbegrepen in de reikwijdte van deze missie. Geen enkel mens uit de hele menselijke geschiedenis is uitgesloten van de genade op het kruis; daarom is ook ieder inbegrepen als we de beker aanreiken. Het bloed, dat in deze beker wordt gerepresenteerd, is er voor iedere zondaar, en dit nodigt uit om hier met geloof op te antwoorden.
Als we mensen van de Tafel uitsluiten, stellen wij verwerping op de verkeerde plaats: de verwerping komt van de mens die wordt uitgenodigd, en niet van Hem die uitnodigt: Jezus. Hij, die ze uitnodigt, heeft allen al inbegrepen in het brood en de wijn, in het lichaam en het bloed. De open Tafel verkondigt en maakt dit inbegrip zichtbaar en verbreidt de uitnodiging.
De Methodistische manier van doen gaat terug op John Wesley, die stichter van de beweging. Hij beschouwt het Heiig Avondmaal als een sacrament dat verandert, dat wil zeggen dat het een evangeliserend effect heeft. Als we het Avondmaal vieren, geven we een uitleg en brengen we een uitnodiging over, hetgeen in feite een herhaling is van de uitnodiging van Jezus. Hij is het die in feite uitnodigt Vervolgens antwoordt de mens naar zijn of haar geweten. Er is geen gevaar dat een ‘ongelovige’ (en nog minder iemand uit een andere geloofsgemeenschap!) de geheiligde elementen zal ‘besmetten’. Het gevaar is juist andersom! Hij of zij kan antwoorden op de goddelijke genade, en uiteindelijk komen tot belijdenis van geloof…

De psychologie van de Open Tafel.
Ook de psychologie spreekt ten voordele van de open Tafel. We willen allemaal dat ongelovige mensen bij ons naar de dienst gaan. We willen dat die ervaring van af de eerste begroeting toot aan het vaarwel een gevoel van welkom geeft. We verlangen er naar dat ze zich geaccepteerd voelen en dat ze er bij horen. We willen om het Evangelie geen onnodige en kunstmatige barrières opwerpen.
Al het moment komt van het Heilig Avondmaal bieden we uitleg en uitnodiging. En dan laten we het verder aan de bezoeker over om zelf te bepalen of deze al dan niet deelneemt, zonder enige pressie uit te oefenen. Neemt hij of zij geen deel, dan moet hij of zij dat zelf weten, maar men weet dat de Tafel open is voor wie in de toekomst van mening verandert. Neemt men wel deel, dan is dat omdat men een of andere relatie voelt. Iets trekt ze aan. Kan het de Heilige Geest zijn?
Het deelnemen versterkt de boodschap van de instellingswoorden, die een korte samenvatting vormen van het Evangelie. Men neemt deel, omdat men zich op de een of andere manier binnengesloten voelt, en dat kan leiden tot een geloofsbelijdenis. Dat is de volgorde die Jezus Zelf gebruikt in Zijn bediening. Hij aanvaardt de mens, geeft ze iets te doen, en roept ze vervolgens tot geloof.
De beperkte Tafelgemeenschap communiceert iets heel anders. Die laat een groet gelovigen zien achter hun muur van heiligheid. Men sluit degene die ‘er niet bij hoort’ uit, omdat hij of zij het heilige kunnen besmetten. Als ik in deze heilige handeling wil deelnemen, moet ik me allereerst aan de groep aanpassen. In andere woorden: ik moet mijn geloof belijden voor ik kan deelnemen, en tot op dat moment ben ik buitengesloten. Deze beperking wordt zelf een belangrijk struikelblok bij het aanvaarden van het Evangelie. In de practijk hoeven we niet bang te zijn voor grote heiligschennis in de kerk Alleen in het uiterste geval zou er iemand de gek komen steken met de kerk tijdens een dienst. Dat zou iemand moeten wezen die duidelijk geestelijk niet in orde is. Voor dat soort gevallen hoef je geen muren op te trekken.

1 Corinthe 11: 17-24
Een van de meest gebruikte redenen om een beperkte tafelgemeenschap aan te houden is 1 Corinthe 11: 27. Daar staat: Daarom maakt iemand die op onwaardige wijze van het brood eet en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en het bloed van de Heer. (NBV).    
De barrières rond de Tafel zijn bedoeld om de waardigheid van het sacrament te beschermen. Alleen mensen met een oprechte geloofsbelijdenis (en soms ‘geattesteerd’ door de autoriteiten van de groep) kunnen waardig deelnemen. Deze passage uit de bijbel lijkt de hiervoor aangevoerde argumenten voor een open Tafel te logenstraffen, maar een zorgvuldige exegese onthult het tegendeel.
In deze passage behandelt Paulus de inwendige scheidslijnen binnen de gemeenschap, die hij al heeft genoemd in hoofdstuk 1:12. Die scheidslijnen worden zichtbaar tijdens de vieringen van het Heilig Avondmaal. Paulus beklaagt zich dat de kerk het sacrament heeft veranderd in een gemeenschappelijke maaltijd. Hij roept uit: Hebben jullie geen huizen waarin jullie kunnen eten en drinken? De Maaltijd van de Heer is meer dan een gemeenschappelijke maaltijd.

Gerd Theissen komt ons in zijn sociologische studie[1] te hulp. De kerk van Corinthe bestaat uit personen die afkomstig zijn verschillende sociale milieus. Normaal nodigt men alleen mensen van de eigen sociale status uit om te komen eten. Als dat iemand betreft van een zekere standing, dan komt die vergezeld door een slaaf. De gastheer en zijn genodigde eten en drinken de meest uitgelezen spijzen en dranken in ruime hoeveelheden, terwijl de slaven en dienaren in de keuken het moeten doen met minder. Die situatie zien we weerspiegeld in Corinthe. Bij het eten komt iedereen naar voren om zijn eigen maaltijd te pakken, en terwijl de een hongert, bedrinkt de ander zich. (11:21). Dat wil zeggen dat ze de normale sociale onderscheidingen handhaven tijdens de dienst.         Paulus beschrijft eerst het probleem, en herinnert ze dan aan de maaltijd van de Heer, (v 23-26). Dat is een manier om te zeggen dat ze gered zijn dankzij hun eenheid met Christus: Christus laat ze deel hebben aan Zijn lichaam en bloed. Deze heilbrengende handeling is in grote mate een gelijkmaker, en daarom kan niemand zich ergens op laten voorstaan naar God toe(1:29). De onwaardigheid (11:27) bestaat daarin, dat men het lichaam des Heren niet onderscheidt (11:29 want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf). Dit onderscheid slaat op het inzicht dat de gemeenschap ontstaat dor de relatie met Christus. Allen zijn een in Christus, en die eenheid moet zich weerspiegelen in de manier van deelnemen aan de Maaltijd, zonder aanzien des persoon.
Paulus leert niet dat je ieders geloofsbelijdenis op de korrel moet neen. Hij heeft het niet over een theologisch examen. Hij spreekt juist over de grond waarop wij er bij behoren: Christus, en dat men leeft in een gemeenschap waar het sociale onderscheid van de buitenwereld zonder belang is. Ik geloof dat de open Tafel dit gebrek aan onderscheid uitstraalt en de mens uitnodigt tot een gemeenschap van het Rijk waar de sociale verschillen van geen waarde zijn in het leven.


Gevolgen voor de relaties tussen de verschillende geloven
Een van de meest gevoelige punten in oecumenische bijeenkomsten tussen verschillende kerkgemeenschappen en tussen Protestantse en Rooms Katholieke kerken, is de afwezigheid van de viering van het Heilig Avondmaal. De praktijk van de open en alomvattende Tafel zij een belangrijke bijdrage vormen om deze relaties te verbeteren en zou buitenstaanders een beter getuigenis bieden. Gezien het feit dat het Jezus is die aan Zijn Tafel nodigt, en dat de theologische precisie ook al geen vereiste voorwaarde is voor aanvaarding of afwijzing, en dat de onwaardigheid waar Paulus het over heeft, betrekking heeft over scheidslijnen en discriminatie binnen het lichaam van Christus, mag naar mijn mening geen enkele kerk of confessie afhouden van de uitnodiging of uitsluiten van de toegang tot de Tafel. Het oordeel om al dan niet deel te nemen blijft aan de kant van de uitgenodigde, en niet aan de kant van degene die uitnodigt. 
Ik ben bij bepaalde gelegenheden uitgenodigd om deel te nemen aan een RK misviering, waar de priester perfect wist wie ik was. Ik heb de uitnodiging aanvaard en zonder problemen gecommuniceerd. Wij delen niet dezelfde theologische opvatting over het sacrament, maar dit ideologische verschil werpt geen barrière op voor onze werkelijke eenheid in Christus. Christus woont in beiden, en beiden hebben wij de Geest van Christus. Onze eenheid in Christus is een feit van God uit gezien ook al zijn we het theologisch over vele zaken niet eens. Als ik de nodiging tot de Tafel aanvaard, erken ik en beleef ik de wezenlijke eenheid in Christus.
Dat is het vitale punt. Op het niveau van het werkelijke of wezenlijke, dat wil zeggen: van God uit gezien, zijn de andere gelovige, wat hij of zij ook mag belijden, en ik één in Christus. Ons onderscheid bestaat op het ‘virtuele’ vlak. Op het vlak van officiële documenten, de manier van kerk zijn en op veel punten van theologie bestaat er een werkelijk verschil. De manier van kijken van de Doopsgezinden en de PKN is bijvoorbeeld anders. Maar hun verschillen liggen op het virtuele vlak, niet op het wezenlijke vlak. God ziet de Doopsgezinden en de andere Protestanten als Zijn dochters en zonen, met verschillende manieren om het geloof en de uitwerking er van te begrijpen, maar ze zijn één in hun bedoeling Hem te behagen en te gehoorzamen. Er zijn geen barrières tussen God en de mensen in de verschillende groepen. De barrières waar wij aan vasthouden zijn de onze, en niet de Zijne. De open Tafel is een uitdrukking van de wezenlijke werkelijkheid.
Hanteer dus, de volgende keer dat iemand van een ander geloof u aan Tafel nodigt, niet een of andere theologische maatstaf, en bevestig de ‘virtuele’ werkelijkheid niet.
Aanvaard de uitnodiging van Jezus en heb gemeenschap met uw broeder of zuster in de Geest en in waarheid.

Geniet de ‘wezenlijke’ werkelijkheid. 
Marcos Abbott

[1] Estudios de sociología del cristianismo primitivo, (Salamanca: Ediciones Sígueme, 1995).


In Memoriam Chelo Cao Tallon
Trouwe echtgenote van ds. Samuel Arnoso.

Juist toen we U met vreugde wilden meedelen dat het zoveel beter ging met haar, ontvingen we de mededeling dat op 30 november 2008, op de eerste zondag van Advent,  ontsliep in de Heer Chelo Arnoso, de echtgenote van ds. Samuel Arnoso.
Zij was, sinds het eerste begin van de studie theologie van haar man, zijn trouwe medewerkster. Altijd was ze aan zijn zijde, verstandig, zwijgend, maar opmerkzaam, alsof ze niet wilde dat men haar opmerkte, maar ze was er altijd voor wie haar nodig hadden.
Vriendelijk en perfectionistisch als ze was, vergastte ze ons steeds op de producten van haar handarbeid, waar ze een expert in was.
 In vele huizen zullen ook dit jaar de visjes, bolletjes en engeltjes in de kerstboom hangen, die zij heeft gemaakt. In huize Voerman vliegen zomer en winter twee kleine zwaluwen van haar hand.

Ze werd geboren 14-2-1949 in Concello de Teo, dichtbij Santiago de Compostela, en huwde haar Samuel op Tweede Kerstdag 1969

Ze stond haar man bij in alle pastorale werk, waarbij ze zelf 100% pastor was, en zich ontfermde over hen die het het meest moeilijk hadden; ze bracht ze troost.
Hun eigen leven was niet altijd makkelijk, en al waren de inkomsten schraal, een gast aan tafel was altijd welkom. Een reiziger bood ze spontaan aan de was te doen.
Hun huis stond altijd open voor wie er maar aanbelde, de 11 jaar in Extremadura, 16 in Cartagena, en de laatste vier en een half jaar in Bilbao, Santander en San Sebastián. Daar werd ze ziek, en zo moesten ze het werk, dat ze liefhadden, en waar ze goed in waren, opgeven om terug te gaan naar haar geboortestreek.  

Wij gedenken haar dankbaar met liefde en sympathie.  

Wij danken God voor de zegen haar gekend te hebben op de schone weg van het dienen van de Heer der Kerk.
Moge de Heer onze broeder Samuel troosten en bijstaan. 


Gedicht

CONTIGO

¿Mi tierra?
Mi tierra eres tú.

¿Mi gente?
Mi gente eres tú.

El destierro y la muerte
para mí están adonde
no estés tú.

¿Y mi vida?
Dime, mi vida,
¿qué es, si no eres tú?
BIJ JOU

Mijn land?
Mijn land ben jij.

Mijn volk?
Mijn volk ben jij.

Ballingschap en dood
zijn voor mij
waar jij niet bent.

En mijn leven?
Zeg me, mijn leven,
wat is dat, als jij het niet bent?

 

Luis Cernuda (1904-1963), was een Spaanse dichter uit Sevilla. Hij ontvluchtte Spanje na de Spaanse Burgeroorlog, en onderwees in het buitenland, al kwam hij later een paar jaar terug naar Spanje. Uiteindelijk stierf hij in Mexico. Zijn werk omvat o.a. La realidad y el deseo [werkelijkheid en wens] (1936), een verzameling delicate surrealistische verzen; en Ocnos (1942), een stuk lyrisch proza. Hij schreef over hedendaagse Spaanse dichtkunst (1957) en over lyrische Engelse poëzie.  (1958)